Op 26 januari 2024 heeft het Internationaal Gerechtshof (IGH) in Den Haag zich voorlopig uitgesproken over de zaak Zuid-Afrika v. Israël. De boodschap is duidelijk: Israël moet doen wat het kan om burgers in de oorlog tegen Hamas te beschermen en genocide op Palestijnen in Gaza te voorkomen. In reactie op het voorlopige vonnis kondigde de Israëlische premier Benjamin Netanyahu aan voornemens te zijn de strijd tegen de laatste Hamas-Bataljons middels een grondoffensief in Rafah voort te zetten. Hierbij stelde hij zich onverminderd aan het internationaal recht te houden. Inmiddels, drie weken na de tussenuitspraak, lijkt de situatie in Gaza nog altijd te verslechteren. 1,4 miljoen ontheemden vrezen momenteel voor het aangekondigde grondoffensief. Kan Israël de strijd tegen Hamas ‘onverminderd’ het tussenvonnis voortzetten?
De klacht van Pretoria
Pretoria maakte vlak voor de jaarwisseling een zaak aanhangig bij het IGH, gebaseerd op beschuldigingen van vermeende schendingen van het Genocideverdrag door Israël in de Gazastrook. Wegens het aanhoudende geweld in Gaza en verontrustende verklaringen van vooraanstaande Israëli’s over het Palestijnse volk diende Zuid-Afrika de klacht in. Het land verzocht het Hof te onderzoeken of Israël zich schuldig heeft gemaakt aan overtredingen van de artikelen 1 tot en met 5 van het Genocideverdrag. Daarbij riep Zuid-Afrika het Hof op voorlopige maatregelen te treffen onder artikel 36 van het Statuut van het Internationaal Gerechtshof en artikel IX van het Genocideverdrag. Het verdrag werd in 1948 aangenomen als reactie op de gruweldaden van de Holocaust tijdens de Tweede Wereldoorlog en beoogt een juridisch kader te bieden voor de preventie en bestraffing van genocide.
Om te kunnen spreken van genocide moeten de handelingen zijn begaan met de bedoeling een nationale, etnische of religieuze groep geheel of gedeeltelijk te vernietigen. Op dit moment buigt het Hof zich over de vraag of sprake is van een intentie tot genocide. Gezien de ernst en complexiteit van de zaak zal de definitieve uitspraak nog geruime tijd op zich laten wachten.
Haagse jurisdictie
Conform de artikelen 59 en 60 van het Statuut zijn de beslissingen van het Hof voor de betrokken partijen bindend, definitief en niet vatbaar voor beroep. Zowel Zuid-Afrika als Israël zijn partij bij het verdrag en vallen onder de jurisdictie van het IGH. Hoewel het Hof in zijn tussenvonnis slechts ‘prima facie’ heeft geoordeeld, oftewel op het eerste gezicht, zijn de uitspraken met betrekking tot voorlopige maatregelen onverkort verbindend voor Israël. Israël zal daarom bij verdere oorlogsvoering preventie van burgerslachtoffers in Gaza en voorkoming van genocide in acht moeten nemen. Het Hof heeft echter geen handhavingsmechanisme waardoor het naleving van zijn voorlopige beslissingen niet kan afdwingen. Het tussenvonnis is niettemin van belang nu het een juridisch raamwerk vormt aan de hand waarvan de internationale gemeenschap het beleid van Israël kan beoordelen. Het respecteren van het internationale recht en het streven naar vreedzame geschillenbeslechting via juridische en diplomatieke kanalen vormen de basis van een stabiele internationale rechtsorde.
Woorden en daden
Hoewel het voorlopige vonnis van het Hof bindend is voor beide partijen, blijft onzeker of Israël zich hieraan zal houden. Ondanks zijn eerdere uitspraak het offensief voort te zetten met inachtneming van het internationaal recht, heeft de Israëlische premier Netanyahu verklaard dat niets Israël zal weerhouden in de strijd tegen Hamas. Ook uitspraken van het Hof in Den Haag niet. Het zal niet de eerste keer zijn dat Israël de uitspraken van het Hof in de wind slaat. In het verleden heeft het land verschillende uitspraken van het Hof bekritiseerd of genegeerd. Dit gebeurde met name in zaken die verband hielden met het Israëlisch-Palestijnse conflict, zoals de bouw van de Israëlische afscheidingsmuur, de nederzettingenpolitiek en het Gaza-conflict. Aan de 1,4 miljoen Palestijnen die momenteel het grondoffensief afwachten, biedt het voorlopige vonnis van het Internationaal Gerechtshof vooralsnog geen oplossing.