Paul Ducheine is bijzonder hoogleraar Military Law of Cyber Operations & Cyber Security aan de Universiteit van Amsterdam. Bij de Militair Juridische Dienst van de landmacht is hij brigade-generaal. Daarnaast is hij hoogleraar Cyber Security & Cyber Warfare aan de Nederlandse Defensie Academie. Toen hij in de jaren ’80 het leger in ging, was dat voor die tijd geen gewone keuze. “Nederland was destijds nog lichtrood. In Amsterdam zag je praktisch niemand in uniform lopen. Nederland had op dat moment niet een hele warme band met de krijgsmacht.”
Waarom hebt u destijds beslist u aan te melden bij de Koninklijke Militaire Academie in plaats van een studie te gaan doen aan een universiteit?
Het was ook geen gewone keuze die ik maakte. Nederland was destijds nog lichtrood. In Amsterdam zag je praktisch niemand in uniform lopen. Nederland had op dat moment niet een hele warme band met de krijgsmacht. Dat is nu wel veranderd, maar bij mij speelde die afkeur eigenlijk niet en bij een schoolvriend van mij toen ook niet. Hij zat een klas hoger dan ik, maar het was voor ons al vrij snel duidelijk dat hij naar het Koninklijk Instituut voor de marine zou gaan en ik naar de Koninklijke Militaire Academie. Bij mij heeft het eigenlijk al van jongs af aan gespeeld dat ik bij de landmacht wilde. Achteraf ben ik terug gaan kijken waarom ik dat nou eigenlijk wilde doen. De reden daarvoor was dat ik iets praktisch wilde doen, in teamverband wilde werken, maar ook een wetenschappelijke opleiding wilde behalen en ik wilde aan een collectief goed, namelijk veiligheid, bijdragen.
U heeft bij de KMA een technische opleiding gevolgd: weg-, en waterbouwkunde. Waarom hebt u in 1995 uiteindelijk toch beslist om nog rechten te gaan studeren?
Ik vond de studie op de KMA wel aardig, maar uiteindelijk ook wel vrij beperkt. Technische studies zijn veel preciezer en richten zich op relatief kleine aspecten. Ik wilde ook verder studeren, want ik had nog niet het gevoel dat ik alles eruit had gehaald qua studiemogelijkheden. Maar ik wilde niet iets technisch doen, niet iets met sommetjes, maar juist wat meer omvattend dan alleen maar zo’n klein object van onderzoek. Ik was op mijn 18e ook meteen een internaat in gegaan en zodoende ook een deel van mijn studententijd misgelopen. Dus ik miste gewoon nog iets. Op het laatste moment ontdekte ik ook een academische opleiding bestuurskunde. Dat vond ik eigenlijk leuker en breder. Aan het einde van het curriculum kwamen de rechtenvakken pas. Die vond ik erg interessant. Toen zijn die puzzelstukjes samengevallen. Ik had dus ondertussen bestuurskunde gestudeerd, maar ik merkte wel dat ik nog niet klaar was met studeren. Toen kwam de mogelijkheid langs om met steun van Defensie een korte tijd fulltime rechten te gaan studeren en toen ben ik daar aangenomen. Vervolgens ben ik overgegaan naar de Militair Juridische Dienst.
Wat doet de Militair Juridische Dienst precies?
Dit zijn van oudsher de juridische adviseurs van de commandanten binnen de landmacht. En afhankelijk van welke rol de commandant heeft binnen Defensie, heeft de desbetreffende militair jurist ook een andere signatuur. Bij een commandant die zich richt op uitzendingen en operationele inzet, heeft de betreffende jurist veel te maken met oorlogsrecht, statusverdragen, strafrecht en mensenrechten. Maar er zijn ook commandanten belast met het afwikkelen van alle bezwaarschriften van Defensie. Deze juristen zijn veel meer bezig met bestuursrechtelijke zaken. Er zijn ook een aantal specialisten bij de Militaire Kamer van de rechtbank in Arnhem en bij het Openbaar Ministerie. Juristen bij de luchtmacht zitten natuurlijk meer in het luchtvaartrecht. De juristen van de marine focussen zich veel meer op het zeerecht. Natuurlijk zijn er ook juristen die ergens op een opleidingsinstituut zitten en doceren. De meest gangbare aspecten van het recht, ook al zou je er niet zo snel aan denken, komen hier voorbij. Het leuke eraan is ook dat je na drie jaar weer moet wisselen van praktijkgebied en je dus weer met een heel ander rechtsgebied in aanraking komt.
U bent onder andere gespecialiseerd in cyber warfare, zou u wat meer willen vertellen over de juridische aspecten daarvan?
Ik ben gespecialiseerd in het recht omtrent geweld gebruiken en ik ben nu benoemd om naar de juridische facetten te kijken van de rol van Defensie in het digitale domein. Enerzijds is dat cybercrime, waar de Marechaussee vooral mee bezig is, maar ook de MIVD die vooral bepaalde bevoegdheden uit de wet op inlichtingen en veiligheidsdiensten nodig heeft om zelf inlichtingen te verzamelen of dat van andere partijen tegen te gaan. Tenslotte natuurlijk de krijgsmacht zelf die geweld gebruikt, inclusief digitaal geweld, wat dat dan ook mag zijn. Dat laatste aspect is waar we het meeste aandacht aan besteden. Wat is nou digitaal geweld? Hoe past dat in het oorlogsrecht? Hoe leg je dat dan uit? Hoe regel je dat iedereen het snapt en iedereen het ook toe kan passen? Helemaal aan de voorkant van de ketting heb je dan ook nog bescherming tegen digitaal geweld. Er zijn dus vier rollen binnen het huis Defensie: bescherming, rechtshandhaving, inlichtingenmodus en conflictmodus.
Wat is het gevaar van de digitale wereld en wat kan de overheid eraan doen?
Er zijn allerlei kwetsbaarheden en inbreuken in het digitale domein die in meer of mindere mate onveiligheid opleveren. Denk aan het hacken van websites, of een ddos-aanval zodat een bepaalde site plat gaat. Sinds een paar jaar zijn wij ons hier goed van bewust en heeft de overheid als doel gesteld digitale veiligheid te verbeteren. We zijn namelijk erg kwetsbaar in het digitale domein. Onze bedrijven draaien erop en je banksaldo bekijk je ook nog alleen maar digitaal. Als je daar niet op kunt vertrouwen, word je onzeker. Het digitale domein doorsnijdt ons hele leven, thuis, op universiteiten en op je werk.
Zijn de voorzieningen in Nederland wel allemaal een beetje op orde?
De belangrijkste vraag is: hoe veilig willen we zijn en hoeveel hebben we ervoor over? Qua belasting maar ook qua privacy van alle Nederlanders. Er zijn natuurlijk ook grenzen aan de hoeveelheid veiligheid die de overheid mag bieden. Nederland heeft op zich een goed model, maar je ziet dat we met wetgeving nog wat achterlopen. Bepaalde handelingen zijn nog niet strafbaar gesteld en bepaalde opsporingsmogelijkheden zijn nog niet toegestaan, omdat de wetgever daarin niet had voorzien. Als die wetgeving nog niet rondkomt, dat ontstaat er een manco. Een bepaalde ongewenste handeling kan dan niet vervolgd en bestraft worden. Je moet dus voortdurend kijken naar wat wenselijk is in de maatschappij en hoe je de onwenselijkheid moet worden aangepakt. De wetgever heeft daar nu ook een hele belangrijke rol in.
Wat is het verschil tussen het militair recht in de tijd dat u studeerde en nu?
Tot 1995 was er een hele sterke focus op nationaal recht: het Nederlandse militaire straf- en tuchtrecht en het Nederlandse militaire ambtenarenrecht. Maar als je nu ziet wat het militair recht behelst, zie je dat er een hele internationaalrechtelijke achtergrond is: oorlogsrecht, volkenrecht, mensenrechten en statusverdragen. Dus het zwaartepunt is verschoven van nationaal recht naar internationaal recht en dat is echt wel een grote verandering. Een ander groot verschil is dat het in mijn studietijd ging over hypothetisch geweldgebruik en nu sinds 2001, met enkele uitschieters daarvoor, is de krijgsmacht voortdurend in conflictgebieden actief en hebben militairen functioneel geweld gebruikt. En natuurlijk dat het niet meer gaat over geweld tussen staten onderling, maar juist tussen staten en een gewapende groeperingen.
Heeft u nog tips voor studenten?
Het is belangrijk dat je iets gaat studeren wat je leuk vindt. Dan is het veel makkelijker om ervoor te gaan. Daarnaast is het belangrijk dat je verder kijkt dan je neus lang is. Zo blijft je wereld breed en blijf je meer leren.