Niet alleen een handelen, maar ook een nalaten kan worden aangemerkt als verwijtbaar gedrag. Dat blijkt onder andere uit artikel 450 van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht, waarin het nalaten van hulpverlening bij levensgevaar strafbaar wordt gesteld. Een civiel equivalent is te vinden in artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit blijkt dat een nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een onrechtmatige daad oplevert. Toch stonden onlangs vierentwintig humanitaire hulpverleners, waaronder de Drentse Pieter Wittenberg, terecht voor precies dat. Zij hebben hulp gebonden aan de vluchtelingen die voor de kust van het Griekse eiland Lesbos dreigden te verdrinken. Pieter Wittenberg werkte als schipper op een reddingsboot. Samen met zijn collega’s redde hij mensen uit het water en gaf hen water en dekens.
Wittenberg en zijn collega’s zijn niet de enige reddingswerkers die geconfronteerd worden met een strafrechtelijk onderzoek naar aanleiding van de hulp die zij hebben geboden aan vluchtelingen. De situatie beperkt zich ook zeker niet tot Griekenland. Een recentelijk in het NRC verschenen artikel schijnt licht op de situatie van reddingswerkers in Italië die in de periode 2016-2017 hulp aan vluchtelingen boden. Dat is dezelfde periode als waarvoor de reddingswerkers in Griekenland terechtstonden. De ontwikkeling dat regeringen hulpverleners strafrechtelijk vervolgen, wordt aangeduid als de criminalisering van humanitaire hulp. Mensenrechtenorganisatie Amnesty International wijdde hier in 2020 een rapport aan, waaruit naar voren komt dat nationale autoriteiten opzettelijk misbruik maken van overeengekomen migratiewetten en -beleid en andere maatregelen. Zo kunnen staten reddingswerkers die vluchtelingen proberen te helpen hard aanpakken, aldus Amnesty International.
Leemten in Europese regelgeving
De overeengekomen regelgeving waar Amnesty International het in haar rapport over heeft, betreft onder andere een Europese richtlijn uit 2002. De richtlijn is opgesteld ter zake mensensmokkel tegen te gaan. Het blijft echter onduidelijk welke positie de reddingsoperaties en humanitaire hulp innemen, wanneer zij daarmee vluchtelingen helpen de Europese grens te bereiken. Deze onduidelijkheid leent zich voor de strafrechtelijke vervolging van de hulpverleners: zij worden veelal aangeklaagd voor onder andere mensensmokkel. Hoewel de Europese Commissie in 2022 heeft voorgesteld deze twee zaken niet te criminaliseren, heeft een aantal landen aangegeven het voorstel (nog) niet te willen steunen. Volgens Amnesty International gebruiken de regeringen de leemte in de wet om reddingswerkers te ontmoedigen hulp te bieden. Vluchtelingen kunnen daardoor moeilijker Europees grondgebied bereiken.
Een Griekse tragedie
Op 10 januari 2023 stonden Pieter Wittenberg en zijn collega’s eindelijk terecht voor de hulp die zij in 2016 en 2017 op Lesbos hebben geboden. Het proces zou in eerste instantie op 18 november 2021 plaatsvinden, maar werd op het laatste moment uitgesteld en doorverwezen naar een hogere rechtbank. Volgens Amnesty International is het uitstellen een bewuste tactiek geweest van de Griekse autoriteiten om ervoor te zorgen dat vrijwilligers minder snel geneigd zijn vluchtelingen in nood te helpen. Reddingswerkers verkeerden namelijk langer in onzekerheid over mogelijke (strafrechtelijke) gevolgen van hun handelingen.
In aanloop naar de rechtszaak hebben meerdere mensenrechtenorganisaties en de aangeklaagden zelf meermaals – tevergeefs – de Griekse autoriteiten verzocht de aanklacht te laten vallen. Wonderbaarlijk genoeg gaven de autoriteiten zelf op 13 januari tijdens de zitting aan tot dezelfde conclusie te zijn gekomen. De Griekse rechter nam dat oordeel over, hoewel zij aan een inhoudelijke behandeling niet is toegekomen. De aanklacht was naar haar oordeel namelijk niet specifiek genoeg. Daarnaast was geen vertaling beschikbaar voor de zeventien niet-Griekse verdachten. Een eerlijke en transparante rechtsgang werd daardoor onmogelijk, hetgeen een schending van artikel 6 EVRM oplevert.
Bescherming vraagt om verandering
Hoewel Wittenberg en zijn collega’s op 13 januari huiswaarts konden keren, is hiermee de kous niet afgedaan. De rechter is aan inhoudelijke behandeling niet toegekomen. Vooralsnog bestaat dus nog steeds geen duidelijkheid over de al dan niet strafbaarheid van het bieden van humanitaire noodhulp. Gevoelsmatig is het antwoord wellicht hapklaar, maar juridisch blijft het een ingewikkelde kwestie. Totdat de Europese wetgeving omtrent mensensmokkel verduidelijkt ofwel aangepast wordt, blijft de huidige (rechts)praktijk op gespannen voet staan met de mensenrechten van zowel hulpverleners als hulpbehoevenden. Ook blijft het gevaar bestaan dat vluchtelingen steeds vaker aan hun lot worden overgelaten. Maar: levert juist dat nalaten niet een strafbaar feit op, als we kijken naar artikel 450 van het Wetboek van Strafrecht?