Willemien Aardenburg (55) is al bijna twintig jaar rechter en huidig senior rechter bij de rechtbank Noord Holland, locatie Haarlem. Knopen doorhakken daar gaat het om, maar hoe je dat doet mag je zelf bepalen. Zij omschrijft het als een fantastisch beroep. Omringd door intelligente rechtsgeleerden zorgt zij er dagelijks voor dat geschillen worden beslecht. Het verfijnde wikken en wegen is een ambacht en iedere zaak is anders. Aardenburg merkt dat er een ontwikkeling plaatsvindt waarbij hiërarchie in de rechtszaal lijkt te zijn verminderd. Het gesprek biedt een bijzondere kijk op haar talenten en de magie van het rechterschap.
De hockeysponsor wijst de weg
Het lijkt wel een metamorfose. In het begin vond Aardenburg de studie rechten naar eigen zeggen ongelooflijk saai, maar nu bestempelt zij het rechterschap als “het mooiste vak dat er bestaat”. Afgestudeerd in arbeids- en organisatiepsychologie en rechten liep Aardenburg stage in het strafrecht, bij het Pieter Baan Centrum, de forensische observatiekliniek van Justitie. Op de vraag of haar passie voor de rechtspraak daar is ontstaan, antwoordt zij ontkennend. “Dat rechter worden is pas veel later op mijn pad gekomen.”
“Het gaat altijd over de inhoud, dat vind ik heel fijn.”
Als oud-olympisch hockeyster kwam zij namelijk eerst per toeval terecht bij advocatenkantoor Van Doorne, de toenmalige sponsor van haar Amsterdamse hockeyteam. “Ik heb er hele goede herinneringen aan, heel veel leuke zaken gedaan en met inspirerende mensen gewerkt.” Na vier jaar kwam zij bij De Brauw Blackstone Westbroek. “Na acht jaar Zuidas advocatuur dacht ik: wat ben ik met mijn leven aan het doen?” Omdat zij niet het leven kon leiden wat zij eigenlijk wilde, besloot zij een punt achter de advocatuur te zetten en rechter te worden. Een hele andere omgeving, zegt ze. “Het gaat altijd over de inhoud, niemand zaagt aan de poten van je stoel, dat vind ik heel fijn.”
Al achtentwintig jaar in toga
Als je goed kan beslissen, knopen door kan hakken en kan uitleggen waarom je beslist zoals je beslist, is het rechterschap geen loodzware baan. Dan is het volgens Aardenburg juist ontzettend leuk. Zij geeft toe dat het eerder een aangeboren eigenschap is dan iets wat je kunt aanleren. “Als rechter moet je altijd een beslissing nemen, je kan niet zeggen: ik weet het even niet.” Soms moet zij als kantonrechter met 70% van de feiten een beslissing nemen. “Je hangt natuurlijk boven een zaak en je belicht beide kanten, maar het wordt lastig als je van nature een twijfelaar bent.” In tegenstelling tot bijna alle andere sectoren, neemt Aardenburg als kantonrechter deze beslissingen ook nog eens alleen. Zij vertelt met veel enthousiasme over het plezier waarmee ze haar werk al bijna twintig jaar uitvoert.
Even afstoffen die boel…
De rechterlijke macht heeft volgens Aardenburg een stoffig imago bij studenten, maar zij vindt het rechterschap het mooiste beroep dat er is. “Elke zaak is anders, iedere partij is anders en je wordt telkens gedwongen heel goed te kijken, te luisteren én te voelen hoe de zaak in elkaar steekt. Je probeert geschillen op te lossen en draagt iets bij aan de wereld.” Het salaris waar rechters het mee moeten doen, doet voor haar niet af aan de vrijheid die zij geniet in het uitvoeren van haar werk. “Ik heb geen inhoudelijke baas, niemand zegt: je moet dit zo doen.” Naast dit aspect illustreert Aardenburg hoe zij, los van de zittingen, vrij is om te gaan en staan waar zij wil. Sommige zaken hebben het nodig dat het even pruttelt, legt zij uit. “Soms moet je er een nachtje over slapen, of een wandeling maken, soms sta je onder de douche en dan denk je: dit is het! Ook vaak ’s nachts, dat is wel jammer…”
Huisvrouwenrechtspraak en kauwgom knagend
Na twintig jaar rechtspreken, is er volgens Aardenburg wel iets veranderd. Justitiabelen zijn mondiger geworden. Waar er vroeger een grote afstand was tussen haar en de justitiabele, is er nu veel minder van die hiërarchie terug te zien. Met petjes op en gatenbroeken aan lopen justitiabelen soms de zitting binnen. Het is geen uitzondering dat justitiabelen haar kauwgom knagend tegenspreken. “Het is niet meer vanzelfsprekend dat ‘als de rechter spreekt, dan is het zo’.” Ook een tendens is dat er veel vrouwen werken bij de rechtspraak. Soms wordt er zelfs gesproken over ‘huisvrouwenrechtspraak’. Die leus kan Aardenburg gelukkig sterk ontkrachten. “Als ik om me heen kijk naar mijn collega’s, naar de prototypen van de rechterlijke macht, dan zijn het allemaal écht hele intelligente en aardige mensen. Mensen die ik hoog heb zitten. Maar ik zou het wel een goede zaak vinden als er weer meer mannen zouden komen, of mensen met een andere achtergrond.”
“Rechters zijn geen enge mensen hè?”
Ter verduidelijking van de deskundigheid die haar beroep vereist, vertelt Aardenburg dat het rechterschap een echt ambacht is: “het is hetzelfde handgemaakte timmerwerk te vergelijken met een IKEA kast”. Elk oordeel is op maat gemaakt. Om dit alles in beeld te brengen, nodigt zij alle zoekende rechtenstudenten enthousiast uit een zitting bij te wonen. “Kom kijken, maak het mee! Rechters zijn geen enge mensen hè? Die staan ook gewoon ’s ochtends op en gaan een eitje koken.”