Als bestuurder draag je grote verantwoordelijkheid, want een kleine fout kan ernstige gevolgen hebben. In sommige gevallen kan dit leiden tot het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel of dodelijke ongevallen. Artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW) stelt dit strafbaar. Ondanks deze bepaling wordt niet elke bestuurder die een dergelijk ongeluk veroorzaakt hieronder veroordeeld. Artikel 6 WVW eist immers dat er sprake moet zijn van ‘aanmerkelijke schuld’. Een voorbeeld hiervan is het vonnis van de rechtbank Gelderland op 14 februari 2025, waarin een 46-jarige man werd vrijgesproken van schuld aan een dodelijk verkeersongeval. Ondanks het gevaarlijke rijgedrag, oordeelden zij dat het dodelijke ongeval niet redelijkerwijs aan hem te rekenen was. Dit vonnis roept de vraag op wanneer er sprake is van aanmerkelijke schuld in gevaarlijk rijgedrag?
De weg binnen de wet
Artikel 6 WVW heeft betrekking op het meest ernstige verkeersmisdrijf dat de WVW kent.
Het veroorzaken van een verkeersongeval met dood of letsel door schuld is strafbaar hierin strafbaar gesteld. Het is niet voldoende dat een verdachte enkel een eenvoudige verkeersfout maakt. Er moet sprake zijn van grove of aanmerkelijke schuld. Dit houdt in dat de verdachte onzorgvuldig of onvoorzichtig heeft gehandeld. De wet vereist dat deze schuld verwijtbaar is en de ernst van de gedragingen van de verdachte moet worden beoordeeld.
Hoe wordt bepaald of er sprake is van grove of aanmerkelijke schuld? Op 1 juni 2004, LJN: AO5822, gaf de Hoge Raad hier richtlijnen voor. Het geheel van gedragingen van de verdachte, inclusief de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval, worden meegenomen. Dit laat zien dat de aanwezigheid van aanmerkelijke schuld niet alleen wordt bepaald door de gedragingen maar ook de context waarin deze zich bevinden. De rechter moet een vergelijking maken met een gemiddeld handelend persoon in vergelijkbare omstandigheden en vergelijkbare hoedanigheid.
Vonnis van de rechtbank Gelderland
Op 14 februari 2025 wees de rechtbank Gelderland een interessant vonnis met betrekking tot artikel 6 WVW en aanmerkelijke schuld van de bestuurder. Twee jaar eerder reed een 46-jarige Slowaakse man plotseling naar links en stak hierbij twee rijbanen over. De bestuurder botste tegen de vangrail aan, waar zijn auto tot stilstand kwam. Het is onzeker wat de oorzaak van deze gedraging was. Vele bestuurders konden de auto van de verdachte ontwijken, maar even later reed een bestelbusje tegen de achterkant van de stilstaande auto aan. Twee inzittenden op de achterbank van de auto, de schoonzoon en de zwager van de bestuurder, kwamen hierbij om het leven. De rechtbank Gelderland moest oordelen of de verdachte schuldig kon worden bevonden voor de dood van de twee inzittenden.
De rechtbank Gelderland oordeelde dat er geen sprake was van schuld aan een dodelijk verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW. Hoewel er al enkele minuten verstreken waren waar meerdere auto’s het voertuig konden ontwijken, reed het bestelbusje met onverminderde vaart tegen het voertuig aan. Aan de hand van deze omstandigheden oordeelde de rechtbank dat het niet redelijk was om de dood van de twee inzittenden aan het rijgedrag van de verdachte toe te rekenen. Er was geen sprake van aanmerkelijk schuld in de zin van artikel 6 WVW. Wel werd hij veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een jaar lang rijontzegging.
Vrij baan voor roekeloos rijgedrag?
Hoewel in deze uitspraak de verdachte niet schuldig werd bevonden onder artikel 6 WVW, betekent dit niet dat gevaarlijk rijgedrag ongestraft blijft. Het vonnis laat zien dat het verkeersrecht een complex rechtsgebied is. De maatstaf van aanmerkelijke schuld is verder in de jurisprudentie uitgewerkt. Zoals is gebleken, hangt veel af van de aard en ernst van het geval en andere omstandigheden. Ondanks dat deze objectieve maatstaven per casus kunnen worden toegepast, zijn er ook potentiële nadelen aan verbonden. De algemene formulering laat ruimte over voor interpretatie van de rechter. Dit kan leiden tot inconsistentie in de rechtspraak en daarmee tot inperking van de rechtszekerheid. Dit roept de vraag op of de huidige maatstaven van artikel 6 WVW aangescherpt moeten worden.