Voor wie werkt via de app Temper kan een toekomstige uitspraak van de rechtbank Amsterdam grote invloed hebben. De oprichters ervan zijn namelijk op het matje geroepen door de vakbonden FNV en CNV. Zij spanden in 2020 een rechtszaak aan tegen het bedrijf. De vakbonden stelden zich op het standpunt dat Temper niet slechts een platform is waar vraag en aanbod elkaar ontmoeten. Het dient volgens hen gekwalificeerd te worden als een uitzendbureau. Maar is deze hernieuwde kwalificatie wel gunstiger voor diegenen die werken via het platform?
Collectieve actie
Temper biedt de gelegenheid aan studenten en andere gegadigden om vrijblijvend een centje bij te verdienen. Mensen kunnen reageren op geplaatste vacatures in de app om eenmalig of langer ergens aan de slag te gaan. Nadat zij zich hebben ingeschreven bij de KvK kunnen zij als zelfstandige op grond van artikel 7:400 BW door een opdrachtgever worden ingehuurd. Het platform biedt een uitkomst voor het personeelstekort in onder andere de horeca. Een ogenschijnlijk mooie constructie dus, maar daar dachten FNV en CNV anders over. Zij vorderen in primo dat de rechter moet vaststellen dat er sprake is van een uitzendovereenkomst tussen Temper en alle personen die werkzaamheden verrichten of hebben verricht via het platform. Deze genieten momenteel niet de secundaire arbeidsvoorwaarden die wel gelden voor ‘normale’ uitzendkrachten, zoals het opbouwen van pensioen, het recht op een WW-uitkering en vakantiegeld.
Temper heeft zich tegen de collectieve actie (naar artikel 3:305a BW) van de vakbonden verweerd door te stellen dat hun platform slechts een manier is om zzp’ers en werkgevers met elkaar in contact te brengen. De vakbonden zien het als meer dan dat. De app beslist op welke klussen een flexwerker kan reageren, bepaalt het uurtarief en schrijft voor hoe het werk moet worden uitgevoerd. Er is zoveel verantwoordelijkheid overgedragen aan Temper dat er niet meer gesproken kan worden van zelfstandig ondernemerschap. Er is volgens FNV en CNV sprake van zogenaamde schijnzelfstandigheid. De vakbonden schrijven in hun statement aangaande de rechtszaak dat er met de opkomst van platformwerk mazen in de wet zijn ontstaan waar nog niet voldoende in is voorzien door de wetgever.
Wieberen
Temper is nota bene opgericht vanuit de gedachte dat dergelijk juridisch gewedijver voorkomen zou moeten worden. De oprichters hadden als voorwaarde voor zichzelf gesteld dat de app pas gelanceerd zou worden als zij goedkeuring zouden hebben van de belastingdienst. Wie beter hiervoor te benaderen dan de toenmalig minister van Financiën, Eric Wiebes. Nadat hij een lezing had gegeven aan de Universiteit van Amsterdam presenteerden de bedenkers hun idee. Wiebes bracht hen in contact met de juiste mensen en een aantal maanden later was het platform een feit. Ook gingen zij in 2018 een samenwerking aan met FNV Horeca. Deze samenwerking was echter van korte duur. Na de dagvaarding van het bedrijf werd de inmiddels afgetreden Wiebes benaderd door de NRC. Helaas voor de krant stond het geheugen van de heer Wiebes in de weg van wat een mooi interview had kunnen worden. De voormalig minister kon zich van het gesprek op de Universiteit niks meer herinneren.
Eind goed, al goed?
Mocht de vordering van de vakbonden worden toegewezen, zal vanaf dan de CAO voor Uitzendkrachten gelden. Temper zal hierdoor sociale premies af moeten dragen, wat resulteert in lagere lonen voor hun werknemers. Hoewel de vakbonden – uiteraard – de belangen van de werknemers voor ogen hebben, is nog maar de vraag in hoeverre deze flexwerkers zich dan geholpen zullen voelen. Het gros van de mensen dat zich aanmeldt bij Temper doet dit juist vanwege het hoge uurloon en de mogelijkheid klussen aan te nemen wanneer het hen schikt. Het gaat volgens de oprichters aan het doel van het bedrijf voorbij wanneer de werkers op een dergelijke manier aan Temper worden verbonden. Reden te meer voor een evenwichtige belangenafweging van de rechtbank dus.