Recentelijk heeft Noorwegen een Carbon Capture and Storage (CCS) installatie geopend. Het doel van de installatie is het veilig opslaan van aanzienlijke hoeveelheden CO2 en het versnellen van de transitie naar duurzame energie. Dit project wordt door grote energiebedrijven zoals Equinor uitgevoerd. Het staat in de schijnwerpers vanwege zijn innovatieve benadering en de belofte een model te zijn voor andere landen. De betrokkenheid van grote bedrijven roept echter vragen op over de duurzaamheid op lange termijn en de rol van deze bedrijven in het realiseren van klimaatdoelen. In Nederland is het Porthos-project, dat eveneens gericht is op de opslag van CO2 onder de Noordzee, in opkomst. Dit initiatief wordt geleid door onder andere Shell en Gasunie. In maart 2024 trok een kritisch rapport van de Nederlandse Rekenkamer de aandacht. De bevindingen uit dit rapport roepen vragen op over de effectiviteit van de samenwerking binnen de kaders van het mededingingsrecht.
Duurzame samenwerking onder toezicht
Het mededingingsrecht schept het kader voor bedrijven waarbinnen zij kunnen samenwerken zonder inbreuk te maken op concurrentievoorschriften. In het geval van het Porthos-project is het cruciaal om te begrijpen hoe samenwerking tussen grote energiebedrijven kan worden vormgegeven zonder dat dit de concurrentie schaadt. Machtsmisbruik of marktverstoringen zijn hier voorbeelden van. De richtlijnen van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) spelen hierbij een belangrijke rol. Deze richtlijnen bieden handvatten voor bedrijven om samen te werken aan duurzaamheidsinitiatieven, maar stellen ook duidelijke grenzen om de concurrentie te waarborgen. Dit vraagt om een zorgvuldige beoordeling van de voorwaarden waaronder samenwerking kan plaatsvinden, waarbij transparantie en eerlijkheid voorop staan.
Samenwerken voor het milieu, concurreren voor de markt
De uitdaging van het mededingingsrecht, in de context van duurzaamheid, is dat het bedrijven aanmoedigt om samen te werken aan milieuvriendelijke initiatieven. Tegelijkertijd moet het voorkomen dat deze samenwerking leidt tot een ongepaste concentratie van marktmacht. Dit spanningsveld is bijzonder relevant in de discussie over CO2-opslag en de rol van grote bedrijven in de energietransitie. De ACM heeft een duidelijke positie ingenomen door samenwerkingsafspraken tussen bedrijven te reguleren. In theorie bieden deze richtlijnen duidelijkheid over wat is toegestaan: samenwerkingen zijn mogelijk als ze voordelen opleveren voor zowel consumenten als het milieu zonder enige marktverstoring. De effectiviteit van deze regulering hangt af van de bereidheid van bedrijven om zich aan de regels te houden en op een eerlijke manier samen te werken. De praktijk laat echter zien dat bedrijven soms de grenzen opzoeken of profiteren van hun positie, vooral in sectoren zoals de energie-industrie, waar de concentratie van macht groot is.
De overheid betaalt de prijs, bedrijven plukken de vruchten
De betrokkenheid van de Nederlandse overheid bij het Porthos-project creëert een juridisch vraagstuk over de mate van overheidsinterventie in een door de markt gedreven sector. Dit heeft vooral betrekking op subsidies en het dragen van langetermijnrisico’s. Uit het eerdergenoemde rapport van de Nederlandse Rekenkamer blijkt dat bij stijgende CO2-prijzen met name de industrie profiteert van lagere emissiekosten en subsidies. Ondertussen neemt de overheid de langetermijnrisico’s, zoals mogelijke lekkages, op zich. Zo komen de concurrentieverhoudingen in de sector onder druk te staan.
Schone schijn of echte inzet
Er is een groeiende maatschappelijke en politieke druk om transparantie en een verantwoordingsplicht te eisen van zowel de overheid als de betrokken bedrijven. Dit biedt een interessant perspectief op de juridische mechanismen die nodig zijn om belangenverstrengelingen en mogelijke schendingen van het mededingingsrecht te voorkomen. De roep om meer transparantie kan ook leiden tot strengere toezichtmechanismen en regelgeving, waardoor de risico’s van samenwerking in het kader van duurzaamheid beter beheerd kunnen worden.
De complexiteit van samenwerking binnen het mededingingsrecht in het kader van duurzame initiatieven zoals het Porthos-project toont aan dat er een zorgvuldige balans moet worden gevonden. Het is van cruciaal belang dat bedrijven, de overheid en toezichthouders samenwerken om ervoor te zorgen dat duurzaamheid niet ten koste gaat van eerlijke concurrentie. Het waarborgen van transparantie en verantwoordelijkheidszin in deze samenwerking zal essentieel zijn om de langetermijndoelen van de energietransitie te realiseren.