Jan de Bie Leuveling Tjeenk is een toonaangevende litigator die voor veel grote clienten in de rechtszaal stond. Zo stond hij onlangs Shell bij in hun zaak tegen vier Nigeriaanse boeren en deed hij de zaak voor ‘de moeders van Srebrenica’ bij de Hoge Raad. Daarnaast is hij bijzonder hoogleraar aan de VU en al ruim 20 jaar cassatieadvocaat bij De Brauw. Vanuit zijn werkkamer, met achtergrondgeluid van zijn kinderen, vertelt hij ons over zijn werk.
Een overslaande vonk
Tjeenk studeerde geschiedenis in Groningen en besloot na een jaar daar nog de studie rechten bij te gaan doen. In eerste instantie vond hij de studie geschiedenis leuker dan de studie rechten. Dat kwam naar eigen zeggen doordat de vakken die je in het begin van je rechtenstudie krijgt, ver van de belevingswereld van een beginnend student af liggen. Tot op een gegeven moment de vonk oversloeg: “Opeens heb ik de smaak te pakken gekregen en vond ik rechten geweldig leuk”. Dat kwam doordat zijn visie op het recht in de loop van zijn studie is veranderd. Tjeenk omschrijft: ”Rechten is een vak waar je veel raakvlakken hebt met alle facetten van het maatschappelijke leven”. Tjeenk twijfelde tussen een juridische carrière en een carrière als historicus. De hoogleraar bij wie hij was afgestudeerd raadde hem aan om te solliciteren op een promotieplek in Leiden. Dat heeft Tjeenk uiteindelijk ook gedaan, “want ik dacht, als ik dat nu niet doe dan komt het er niet meer van”.
“Toen moest ik met lood in de schoenen gaan vertellen aan de partner dat het beslag was komen te vervallen”
Na zijn promotie besloot Tjeenk de advocatuur in te gaan, ondanks een blijvende liefde voor de wetenschap. Hij legt uit: “Ik had misschien ook een hele bevredigende loopbaan in de wetenschap kunnen vinden”. Toch koos hij ervoor om advocaat te worden bij De Brauw. “Het recht is in de praktijk heel erg leuk”, vertelt hij. Dat het leven van een advocaat niet altijd over rozen gaat, illustreert Tjeenk aan de hand van een van zijn eerste zaken. “Twee dagen na kerstmis kwam ik erachter dat ik na een beslaglegging de beslagexploten niet had laten overbetekenen.” Hij vervolgt: “Toen moest ik met lood in de schoenen gaan vertellen aan de partner dat het beslag was komen te vervallen”. Daar heeft hij wel een nacht wakker van gelegen, omdat hij dacht de wind van voren te zullen krijgen: “Maar uiteindelijk zei de partner alleen maar dat ik direct nieuw beslag moest leggen”. De les die Tjeenk hieruit trekt, is dat het belangrijk is dat je als beginnend advocaat fouten maakt.
Armzwaaien en bloemrijke bewoordingen
Tjeenk heeft een aantal zaken gedaan die veel stof deden opwaaien in de media. Hij legt uit dat je dan als advocaat merkt dat er een vergrootglas op de zaak staat. “Ik deed een zaak voor de NAM als gedaagde en toen zei ik op het eind van het pleidooi dat de vordering moest worden toegewezen.’’ Hij vervolgt: “Toen begon de voorzitter van de rechtbank enorm te grijnzen”. Deze onschuldige verspreking werd destijds door de media aangegrepen. Daarom past Tjeenk zijn stijl wel aan: “Waar je in een pleidooi normaal gesproken wat meer met armzwaaien en bloemrijke bewoordingen werkt, voel je onder het oog van de camera een zekere terughoudendheid”. Toch vindt Tjeenk dat de rol van een advocaat niet verandert door media aandacht. “Mijn positie als advocaat is als advocaat.” Dat komt ook door de cliënten die hij bijstaat. “Zij hebben woordvoerders of leden van de raad van bestuur die het woord in de media doen”. In principe gaat daar zijn voorkeur naar uit, maar als hem gevraagd wordt het woord te doen, dan doet hij dat. Als advocaat dien je uiteindelijk de cliënt.
De gevoeligheid van cassatierecht
Tjeenk vertelt over een van zijn opvallendste zaken, die de Moeders van Srebrenica aanspanden tegen de Nederlandse Staat. Dit deden ze naar aanleiding van de rol van Nederland bij de genocide in Bosnië. “Het is om te beginnen natuurlijk een ongelooflijk moeilijke kwestie, omdat het zo’n groot menselijk drama is”, begint Tjeenk. Juridisch was de zaak ook bijzonder. De Hoge Raad heeft in deze zaak op een bepaald punt gecasseerd waarvan je zou zeggen dat dit een feitelijke kwestie is. Dat deden ze door in te gaan op de kans dat er een andere afloop was gekomen, mocht er geen sprake van onrechtmatig handelen zijn geweest. “Dat is volgens de boekjes een feitelijke kwestie en daar heeft de Hoge Raad toch een oordeel over gegeven.” Daarmee illustreert Tjeenk wat het zo bijzonder maakt om cassatieadvocaat te zijn. “Ook al gaat het bij de Hoge Raad niet over de feiten, moet je wel feiten gevoeligheid hebben om te kunnen zien wanneer de Hoge Raad mogelijk zal casseren.”
“Je afvragen of je dit werk de rest van je leven wilt doen, is een afschuwelijke gedachte”
Over de vraag wat Tjeenk aan een student wil meegeven moet hij even nadenken. “Je moet het vooral nu gaan doen.” Hij vervolgt: “Je afvragen of je dit werk de rest van je leven wilt doen, is een afschuwelijke gedachte” De kern is volgens Tjeenk dat je plezier moet hebben in wat je doet. “Je krijgt af en toe, door de wederpartij, door de rechter of van je cliënt op je kop. Daar moet je wel tegen kunnen.” Hij legt uit dat je daar alleen tegen kunt als je uiteindelijk energie van je werk krijgt en dat moet je uitvinden door te proberen. Dat advies betrekt hij op zichzelf: “Ik heb op het gegeven moment het licht gezien, dat krijg je alleen door het te gaan doen”.