Al een geruime tijd is Liesbeth Zegveld, hoogleraar aan de UvA en partner bij Prakken d’Oliveira, niet meer uit het juridische en politieke nieuws weg te denken. Als pionier in het internationaal aansprakelijkheidsrecht fungeert ze als voorvechter van mensenrechten van oorlogsslachtoffers. In een zijvleugel van het prachtige Tropenmuseum te Amsterdam, waar het kantoor van Prakken is gevestigd, ontving Zegveld ons om te vertellen over haar enorme drijfveer als advocaat om op te komen voor de goede zaak.
A hell of a job
Naar eigen zeggen is Zegveld destijds zonder enige twijfel aan haar studie rechten in Utrecht begonnen. Vanuit een sterk innerlijk rechtvaardigheidsgevoel was Rechtsgeleerdheid een logische keus. Na haar studie ontstond echter de twijfel over wat ze wilde gaan doen. Dan maar promoveren. “Je moet wat.’’ Na haar promotie, waarvoor ze de Max van der Stoel-Mensenrechtenprijs in ontvangst nam, kwam het internationaal aansprakelijkheidsrecht op haar pad. “Als er dan toch fundamentele rechten zijn, dan moeten die ook door Nederland overal worden nageleefd.” Bevlogen vervolgt ze: “Bovendien was dat een braakliggend terrein. Alles wat nog niet georganiseerd is, dat vind ik sowieso wel leuk’’. Dat ze binnen het aansprakelijkheidsrecht voor mensenrechtenschendingen op haar plek is, wordt bevestigd door de grote hoeveelheid aan internationale spraakmakende zaken die ze op haar bord krijgt. Volgens Zegveld is voornamelijk de bewijsvergaring a hell of a job. Dat is ook niet gek als je cliënt in een totaal ander werelddeel woont.
Bevriend met de media
“Opvallend genoeg gaan vakprijzen binnen de advocatuur vaak naar advocaten van mijn soort. Iedereen heeft waardering voor het werk dat we doen, maar niemand wil het zelf doen; hard werken, weinig geld en dreigbrieven.’’ Op de vraag of, naast een sterk rechtvaardigheidsgevoel, ijdelheid niet ook een van haar drijfveren is, geeft Zegveld toe dat de erkenning en waardering die ze krijgt voor het werk dat ze doet erg belangrijk is. Zonder zou ze al snel hopeloos gedemotiveerd raken. Die waardering krijgt ze niet enkel van haar collega’s, ook de media zetten Zegveld dikwijls in een positief daglicht. Een goede verstandhouding met de media is volgens Zegveld voor haar van groot belang. Immers, door het uitwisselen van informatie met journalisten komen er veel spraakmakende zaken bij haar terecht. Verwijzend naar een van haar recente zaken: “Zonder NRC en NOS hadden we het niet geweten van de bombardementen in Irak’’. Een journalist merkte onlangs op dat als je wil weten wat er in de wereld speelt, je naar Zegvelds praktijk moet kijken. “Het mooiste compliment dat je kan krijgen.’’
“Nu zal er geen redelijk mens meer geloven dat wat Van Agt zei over wat er met de Molukse treinkapers is gebeurd, klopt”
Zegveld benadrukt dat er door het Westen nog steeds wordt geregeerd vanuit een ongelijkheid der volkeren. Ze legt uit dat een Afghaans oorlogsslachtoffer in eerste instantie weinig bij de Nederlandse staat zal kunnen halen. De westerse jood die schade van de NS eist, krijgt volgens Zegveld wel weer de volle politieke aandacht. Hoe dichterbij huis het incident heeft plaatsgevonden, hoe eerder politici het idee hebben dat ze niet onder hun politieke verantwoordelijkheid uit kunnen. “De makkelijkste manier om ergens onderuit te komen, is door bewijs achter te houden. Daar is de Nederlandse staat goed in.’’ Op advocaten als Zegveld lijkt de zware taak te rusten dit onrecht aan te kaarten bij het grote publiek. “Nu zal er geen redelijk mens meer geloven dat wat Van Agt zei over wat er met de Molukse treinkapers is gebeurd, klopt. Die omwenteling in het denken van de mens die je teweeg brengt met zo’n zaak…’’
Niet opgeruimd staat niet netjes
Op de vraag of ze het niet lastig vindt om te procederen tegen haar eigen staat, antwoordt Zegveld: “Ik procedeer niet tegen de staat, ik procedeer voor mijn staat’’. Het duurde even voordat de betekenis van deze zin tot mij doordrong. Maar wat ze hiermee bedoelt mag duidelijk zijn. Door misstanden bij Defensie aan te kaarten, hoopt de advocaat een verbeterde manier van afhandeling van oorlogsschade bij de staat te bewerkstelligen. Ook in het heetst van een oorlogsstrijd moet Defensie handelen volgens de regels van het oorlogsrecht. En dat probeert Nederland ook wel, “Amerika kan nog wel eens slordig zijn, maar Nederland doet echt niet zomaar iets.’’ Waar er wel een uitgebreid systeem van oorlogsrecht is, ontbreekt het de wereld nog aan wetgeving over de plichten om een oorlogsgebied ‘schoon’ achter te laten. Zegveld pleit voor een verplichting tot het afleggen van verantwoordelijkheid na een militaire interventie: “Als je in een oorlog miljoenen uitgeeft aan militaire middelen, dan kan je ook een fonds oprichten om je rommel op te ruimen’’. Zij vervolgt: “Ze komen en gaan weer’’. Voor oorlogsslachtoffers kan een financiële compensatie van groot belang zijn in het verwerkingsproces. “Rechterlijke veroordeling is maar een heel klein deel en alleen diplomatieke erkenning is heel goedkoop.’’ Volgens Zegveld moeten slachtoffers het gevoel hebben dat de desbetreffende staat er ook daadwerkelijk onder lijdt.
Geen water bij de wijn
Op de vraag of Zegveld bij mensenrechtelijke kwesties ook de grotere partij zou kunnen bijstaan, antwoordt ze resoluut ontkennend. Ze zegt door de jaren heen teveel gevormd te zijn. “Het gaat ook om geloofwaardigheid als advocaat.’’ Daarbij geniet ze zichtbaar enorm van het samen strijden met de slachtoffers. Als westerling een vertrouwensband opbouwen met slachtoffers die vaak een niet-westerse achtergrond hebben. “Ik had vanochtend nog Afghanen aan de telefoon, daar word ik zo blij van!’’ Over haar ambities is Zegveld dan ook erg duidelijk: doorgaan met wat ze doet. Hoewel ze meerdere malen is gepolst door Den Haag, ziet ze dat zelf totaal niet zitten. “Politiek is teveel een machtsspelletje, waar constant water bij de wijn moet worden gedaan.’’