Jerfi Uzman: ‘Op dit moment wordt die toetsing in de dwangbuis van het civiele recht gepropt’

Website format-2

Jerfi Uzman is sinds een aantal jaar hoogleraar Constitutioneel recht aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is begonnen met ambities binnen de politiek, maar dit heeft hij bijgesteld toen hij erachter kwam dat hij geen goede politicus zou worden. Tegenwoordig wordt zijn gezichtsveld beter omschreven als vanaf de zijlijn. Met een scherpe blik analyseert en bekritiseert hij de invloed van de rechter en de wisselwerking tussen het recht en de politiek. In dit interview spraken wij met Uzman over de afnemende invloed van de wetenschap op de politiek. Ook kwamen de mogelijkheden van constitutionele toetsing in Nederland en de opkomst van een crisissamenleving aan bod.

Een politiek randje

Als hoogleraar in Amsterdam zit Uzman op een bijzondere leerstoel. Net zoals zijn voorganger Leonard Besseling besteedt ook hij relatief veel aandacht aan de verhouding tussen nationaal en internationaal staatsrecht. Misschien komt het doordat Amsterdam de hoofdstad is, maar ‘dat internationale zit ons hier echt in de genen, misschien nog meer dan op andere universiteiten’. Hiervoor was Uzman hoogleraar aan de Universiteit Utrecht, maar dat was niet vanzelfsprekend. Op de vraag of hij altijd al hoogleraar wilde worden, was het antwoord namelijk duidelijk nee. ‘Waar andere kinderen droomden van een beroep als piloot of dierenarts, wilde ik eigenlijk wel minister van Binnenlandse Zaken worden.’ Die aspiratie heeft hij inmiddels opgegeven. In plaats daarvan is Uzman gaan schrijven en reflecteren op politici. ‘Vanaf de zijlijn commentaar geven ligt mij beter dan daar zelf staan.’ 

‘Als de politiek besluit het toch door te zetten, dan is er geen mechanisme om dit te corrigeren’ 

De invloed van de wetenschap op de politiek is echter afgenomen. Uzman legt uit dat die invloed in het verleden soms bijna mytische proporties aannam. ‘Als een politicus iets wilde doen, dan ging hij eerst aan een bestuurskundige vragen of dat wel verstandig was.’ Tegenwoordig is de situatie eerder omgekeerd. Zo hebben hoogleraren bij de kabinetsformatie aangegeven dat het staatsnoodrecht niet ingezet kon worden. ‘Zij werden toen al snel weggezet als linkse hoogleraren.’ Een zorgwekkende ontwikkeling, want het staatsrecht heeft historisch gezien altijd al een handhavingsprobleem gehad. Waar bestuursrechtjuristen de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als stok achter de deur hebben, ontbreekt bij het staatsrecht een dergelijk orgaan. Een staatsrechtjurist staat, als het om machtspolitiek gaat, met lege handen wanneer hij aangeeft dat wetgeving in strijd is met de grondwet. ‘Als de politiek besluit het toch door te zetten, dan is er geen mechanisme om dit te corrigeren.’ 

Juridisch buitenbeentje

Krachtens artikel 120 Gw mogen rechters in Nederland niet beoordelen of wetten in strijd zijn met de Grondwet. Dat is bijzonder, want in de meeste andere landen is dit wel mogelijk en soms is er zelfs een constitutioneel hof. Uzman staat sympathiek tegenover constitutionele toetsing en denkt dat dit een verrijking van onze democratie zou zijn. Zelf heeft hij als jonge jurist meegewerkt aan een voorstel om dit uit te werken. Het idee was dat alle rechters in Nederland de formele wetgeving zouden kunnen toetsen aan de Grondwet. ‘Dat voorstel is helaas een roemloze dood gestorven doordat er geen meerderheid voor was in de Tweede Kamer.’ Uzman geeft aan dat er sindsdien allerlei ontwikkelingen hebben plaatsgevonden waardoor dit thema opnieuw op de politieke agenda is gezet. Wel is er nog onenigheid over of deze toetsing voor alle rechters is weggelegd, of dat deze taak beter besteed is aan een constitutioneel hof.

 ‘Moet je als jurist in zo’n situatie op de rem trappen en publiekelijk op de gevolgen van een gebrekkige wettelijke grondslag wijzen?’ 

Veel juristen zijn tegen een constitutioneel hof omdat dit al snel een politieke lading kan krijgen. Uzman is het daar niet mee eens. Hij trekt de vergelijking met verscheidene constitutionele hoven in Europa die helemaal niet zo gepolitiseerd zijn. ‘Waar zij wel gepolitiseerd zijn, is dat omdat de politiek alles is gaan politiseren, waaronder het recht.’ Er is in Nederland wel toetsing van wetgeving, maar ‘op dit moment wordt die toetsing in de dwangbuis van het civiele recht gepropt’ onder art. 6:162 BW. Uzman legt uit dat bijvoorbeeld de status van wetgeving die in strijd is met mensenrechten, erg onduidelijk is. Het bij wet regelen van de rechtsgevolgen van strijdige wetgeving zou dan ook gelijk een van de voordelen van een constitutioneel hof zijn, aldus Uzman. Daarnaast benoemt hij het pluspunt dat je rechters zou kunnen benoemen die expertise hebben op het terrein van de Grondwet. 

Hoge nood

Een ander onderwerp waar de laatste tijd veel discussie over bestaat binnen het staatsrecht, is het staatsnoodrecht. ‘Tot drie jaar geleden waren er maar weinig mensen die hier iets over wisten.’ Uzman geeft aan dat het tijdens de coronapandemie hem verbaasd heeft dat niemand binnen het kabinet leek te hebben nagedacht over de inzet van het staatsnoodrecht. ‘Dat leverde een ongemakkelijke situatie op: moet je als jurist in zo’n situatie op de rem trappen en publiekelijk op de gevolgen van een gebrekkige wettelijke grondslag wijzen?’ 

Uzman vervolgt dat wij sinds de pandemie steeds meer af lijken te stevenen op een crisissamenleving met toenemende aandacht voor het staatsnoodrecht. In een klassieke noodsituatie als een wereldwijde pandemie werd het staatsnoodrecht niet gebruikt. ‘Maar wanneer het kabinet vindt dat er een paar vluchtelingen te veel zijn, wordt het opeens wel serieus overwogen.’ Het recht in crisistijden is dus in toenemende mate een aandacht behoevend thema. ‘Zo’n crisis kan morgen weer gebeuren. Hoe dienen wij daar mee om te gaan?’

Meer over

Deel dit artikel

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven
Scroll naar top