Dit keer een interview met rechter in opleiding (RIO) Geert van de Beek. Praktijkervaring deed hij op als advocaat bij ‘de natte praktijk’ van Van Traa in Rotterdam en als jurist medische beroepsaansprakelijkheid bij Medirisk. Aangetrokken door de meer menselijke kant van het recht is hij verhuisd naar de rechtbank Midden-Nederland. Hier wordt hij klaargestoomd als rechter en zal hij na zijn opleiding beginnen in het familierecht.
Pas tijdens zijn master ontdekte Van de Beek zijn interesse in het recht: “Niet de regeltjes, maar meer de ordenende rol die het heeft in de maatschappij vind ik leuk.” Doordat Van de Beek niet zo zakelijk en commercieel was ingesteld, vroeg hij zich na de beroepsopleiding af of hij wel geknipt was voor de advocatuur. Hij kwam erachter dat hij meer met de menselijke kant van juridische problemen te maken wilde hebben en dat hij niet altijd partijdig wilde zijn. “Ik zag advocaten om mij heen die daar heel veel plezier aan beleefden terwijl ik meer behoefte had aan de waarheid – voor zover die bereikbaar is.”
De weg naar de rechtspraak
Die behoefte bleef knagen, niet lang na zijn advocatenopleiding besloot Van de Beek de advocatuur achter zich te laten. Toen hij als jurist een vacature voor de rechtersopleiding op LinkedIn voorbij zag komen, wist hij het: “Dit is het.” Het rechterswerk had alles wat hij zocht: objectiviteit, maatschappelijke betrokkenheid en diversiteit, zowel qua zaken als mensen waar hij mee te maken zou krijgen. Toegelaten worden was uiteraard geen gevalletje ‘Zo gezegd, zo gedaan.’ De sollicitatieprocedure bestaat uit maar liefst vijftien stappen en duurde drie maanden! Gelukkig kun je dit wel prima naast je baan doen. Voordat je aan de procedure kunt deelnemen, moet je overigens minimaal twee jaar juridische werkervaring hebben opgedaan buiten de rechtspraak – dat had hij.
“Na een voorfase van drie maanden, word je benoemd tot rechter-plaatsvervanger en ben je dus gewoon rechter.”
Als je de uitgebreide sollicitatieprocedure hebt doorstaan, verschilt de opleidingsduur per persoon. Dit is afhankelijk van je juridische voorervaring. Voor Van de Beek betekende dit een RIO-opleiding van vier jaar. Tijdens de opleiding wissel je van rechtsgebied. Zo begon Van de Beek bij civiel recht en maakte hij de overstap naar strafrecht. Hij vertelt ons dat RIO’s al snel in het diepe worden gegooid. “Na een voorfase van drie maanden word je benoemd tot rechter-plaatsvervanger. Dan ben je dus gewoon rechter.” Je wordt uiteraard intensief begeleid en opgeleid. Bij elke afdeling heb je twee opleiders met wie je de zaken voorbereid en nabespreekt. Een rechter wil immers het maximale uit zijn zitting halen. “Je bent nieuwsgierig als rechter, maar je moet wel oppassen dat je niet mee gaat procederen.”
Rechters worden voor het leven benoemd. Dat wil echter niet zeggen dat ze dat hun hele leven rechter moeten zijn. Van de Beek ziet het juist als een voorrecht om rechter te mogen zijn. De levenslange benoeming heeft vooral een praktisch doel: “Die benoeming is vooral nodig om te voorkomen dat je functie op de tocht komt omdat je een bepaalde uitspraak doet die iemand niet bevalt, het beschermt de onafhankelijkheid van de rechter.”
Voorbeeldfunctie
Zonder toga wordt Van de Beek komisch genoeg nooit herkend. Dat doet natuurlijk niets af aan zijn voorbeeldfunctie. “Je kan moeilijk mensen aanspreken op iets, als je het zelf doet. Je hoeft echt niet als een soort monnik te leven, maar je moet gewoon geen gekke dingen doen.” Dit vindt Van de Beek trouwens ook van toepassing op de rechtenstudent: die moet zich al verantwoordelijk kunnen gedragen. Dat wil volgens hem echter niet zeggen dat je nooit meer rechter kunt worden als je eens te diep in het glaasje hebt gekeken en de pech hebt dat dat bijvoorbeeld op een vervelende manier wordt gedeeld op social media. Goed nieuws voor rechtenstudenten dus – zolang je maar geen écht gekke dingen doet.
“We kunnen door ontwikkelingen in de wetenschap steeds beter definiëren in hoeverre iemand zelf verantwoordelijk is voor zijn daden en in hoeverre hij patiënt is.”
Vrije wil
Om de filosofische kant van het recht nog even te belichten, vroegen wij Van de Beek tot slot naar zijn mening omtrent ‘de vrije wil’. Hij vindt het te ver gaan om te zeggen dat mensen helemaal geen vrije wil hebben. Wel kunnen de omstandigheden zo zijn dat iemand bijna niet anders kan, zoals bij psychische overmacht in het strafrecht. “We weten door ontwikkelingen in de wetenschap steeds beter hoe mensen in elkaar zitten. Je kan dus ook steeds beter definiëren in hoeverre iemand zelf verantwoordelijk is voor zijn daden en in hoeverre hij patiënt is.” Voor slachtoffers maakt dat het soms misschien lastiger om het eindvonnis te accepteren, omdat een strafvermindering voor hen onbevredigend kan aanvoelen. In het verlengde hiervan vertelt hij ook dat hij zich niet kan voorstellen dat Artificial Intelligence op korte termijn een grote rol gaat spelen bij complexe zaken, omdat er te veel factoren meespelen om een betrouwbaar vonnis te wijzen. De technologische ontwikkeling is nog niet ver genoeg, rechterswerk blijft voorlopig toch mensenwerk. Dit is ook één van de dingen die hij zo leuk vindt aan zijn werk: “ik ben geïnteresseerd in waarom mensen de dingen doen die ze doen. Ik hoop daardoor zelf ook het leven iets beter te begrijpen.”