Rolef de Weijs is onder Amsterdamse studenten de welbekende hoogleraar nationaal en internationaal Insolventierecht aan de Universiteit van Amsterdam. Tegelijkertijd is hij advocaat en curator bij Houthoff. Naast een master aan Harvard Law School heeft hij ook een master Japanstudies op zak. Met zijn passie voor de financiële kant van het recht probeert hij de jurist van de toekomst het belang van financial skills bij te brengen. Recentelijk kwam in dat kader zijn boek: ‘Grenzen aan financieringsvrijheid’ uit, waarin hij met meerdere co-auteurs het volgens hem onlosmakelijke verband tussen recht en corporate finance uitlegt.
Er is meer dan alleen rechten
Het idee dat er meer op de wereld is dan alleen rechten had De Weijs al vanaf het begin van zijn studententijd. In 1993 begon hij zijn rechtenstudie in Groningen. Ook studeerde hij daar Filosofie en een blauwe maandag Economie en Frans. Hij woonde daar in een groot studentenhuis samen met onder andere zijn oudere zus. De beste herinneringen van zijn studententijd liggen daar. Als hij in de buurt is, wandelt hij vaak nog even met zijn dochters langs zijn geliefde oude huis. Toen hij via een speciaal programma van het Ministerie van Onderwijs werd geselecteerd voor een master Japanstudies – waarbij hij dan ook zeven maanden in Tokio mocht wonen – zag De Weijs zichzelf daar totaal niet rondlopen. Het tegendeel werd waar. Tot op de dag van vandaag houdt hij de Japanse taal goed bij. Hij vindt het dan ook vermakelijk als mensen Japanse tatoeages hebben waarvan het overduidelijk is dat ze zelf geen weet hebben van de betekenis.
“Het is niet dat ik daar op een magische manier naar het recht heb leren kijken.”
Over zijn master aan Harvard zegt De Weijs dat het net zo indrukwekkend is als mensen denken dat het is. “Behalve dat je daar ook gewoon in de klas zit en hoorcolleges en werkgroepen volgt.” Hij drukt ons op het hart dat we niet moeten vergeten dat de mensen die daar binnenkomen een halve ton aan collegegeld per jaar betalen en er hun hele leven al naartoe werken. De meeste docenten zijn naar zijn zeggen in principe vervangbaar, het is meer de sociale setting en de commitment van de studenten die de ervaring anders maakt. “Mensen zijn daar kneiter ambitieus, het was daar soms echt survival of the fittest”, zegt hij, maar benadrukt daarna ook: “Het is niet dat ik daar op een magische manier naar het recht heb leren kijken.”
Een jurist in zijn blauwe periode
Over zijn carrière als advocaat en later ook curator bij Houthoff zegt De Weijs dat je je als beginnend advocaat niet blind moet staren op grote zaken die de krantenkoppen halen. Volgens hem leer je veel meer bij kleinere zaken. “Het gaat om steeds grotere bedragen, wat betekent dat jij een steeds kleiner radartje bent.” Zelf vindt hij faillissementen waarin hij kan optreden als curator het leukst. De zaak waar hij zelf ooit het meeste plezier uit heeft gehaald, is er eentje waarin al zijn interesses bij elkaar kwamen: zijn proefschrift over de pauliana en zijn scriptie over de vennootschap in oprichting. “Dan haal je echt plezier uit de juridische dynamiek van een procedure.”
“We moeten als juristen niet te veel ons juridisch dogma aan de hele wereld willen opleggen.”
Op de vraag waar zijn fascinatie voor faillissementen vandaan komt antwoordt hij: “Ze zeggen weleens dat veel schilders een blauwe periode hebben. Veel juristen hebben een goederenrechtelijke periode.” De Weijs was in Groningen student-assistent, gaf heel veel bijles en kon na drie jaar Pitlo wel dromen. Hij vertelt dat het goederenrecht echter pas echt interessant wordt in de meerpartijenverhouding, wanneer het insolventierecht en de ondernemingsrechtelijke context een rol gaan spelen. “Als je de klassieke verhoudingen interessant vindt, kom je al snel uit bij het insolventierecht als de lakmoesproef van het vermogensrecht.” In zijn colleges stelt hij vaak de vraag of zijn studenten vinden dat je als jurist de juiste persoon bent om een faillissement te leiden. Volgens De Weijs zijn juristen in principe geen ondernemers en spelen ze vaak op safe. Ook zegt hij dat ze er te veel vanuit gaan dat de hele wereld denkt zoals een jurist. Ze moeten leren luisteren naar anderen. “We moeten als juristen niet te veel ons juridisch dogma aan de hele wereld willen opleggen. We oordelen als juristen ook veel te makkelijk dat bestuurders maar in privé aansprakelijk moeten zijn als er iets mis is gegaan.”
Financial skills voor juristen
In het verlengde van zijn visie dat er verder gekeken moet worden dan alleen het recht, is De Weijs zich de laatste jaren steeds meer gaan bekommeren om de financial skills van juristen. Dit is ook de reden dat hij het boek ‘Grenzen aan financieringsvrijheid’ heeft uitgebracht. Hij is van mening dat de rechtenstudent van nu voornamelijk wordt getraind om te kijken naar de oplossing van een bepaald conflict als vastgelegd in de wet, maar niet zozeer naar het onderliggende probleem. Veel juridische normen vergen volgens hem echter financieel inzicht. “Goederenrecht, insolventierecht, zekerhedenrecht en ondernemingsrecht zijn keihard financieel.” Hij is van mening dat je daar als jurist pas goed over kunt adviseren als je er ook daadwerkelijk begrip van hebt. Volgens De Weijs is de wereld enorm gefinancialiseerd en is het onderwijs niet achtergebleven, maar er wat dat betreft zelfs op achteruit gegaan. Toen hij zelf rechten studeerde had hij nog twee economische vakken en een vak Balanslezen. Dergelijke vakken zijn bij de meeste curriculumherzieningen eenvoudig verwijderd. “De mismatch wordt steeds groter.”
“Je moet in het recht je eigen strategie bepalen.”
Zelf wil hij niet bijdragen aan deze financialisering, maar wel zorgen dat de juristen van de toekomst up to date zijn. Over de opmars van de accountantskantoren in de advocatuur zegt De Weijs dat accountants vaak veel meer snappen van onze wereld dan wij van hun wereld. Hij is van mening dat de huidige ontwikkeling waarin accountantskantoren een greep naar de advocatuur doen een gamechanger kan zijn. Dit omdat juristen beter moeten gaan nadenken wat, los van het procesmonopolie, hun toegevoegde waarde is.
Als we hem vragen om een gouden tip antwoord hij lachend en zonder na te denken: “Zorg dat je bij je sollicitatiegesprek twee dingen kan: vertellen hoe een pandrecht op een vordering tenietgaat als een beperkt en als een afhankelijk recht, en een inschatting maken van wat een onderneming waard is op basis van de EBITDA!” Daarna vervolgt hij dat het voornamelijk van belang is dat juristen zich het financiële eigen maken, maar dat het altijd begint met het recht. Volgens hem moeten we beseffen dat het recht in verbinding staat met de gehele maatschappij en dat deze maatschappij sterk ‘gefinancialiseerd’ is. Hij sluit af met de woorden: “Met alles wat je doet, je moet er heel veel tijd in stoppen. Je moet in het recht je eigen strategie bepalen.”