Extinction Rebellion (XR), een internationale beweging die actie voert om aandacht te vragen voor de klimaatcrisis, organiseert sinds 9 september dit jaar dagelijks protesten op en rond de A12. Met de demonstraties proberen ze de overheid te laten stoppen met regelingen die de fossiele industrie steunen. Ondanks de vele aanhoudingen blijven de protesten standhouden. Hierdoor rijzen allerlei juridische vragen omtrent de grenzen van het demonstratierecht. Wanneer mag de overheid het demonstratierecht inperken? En mag je als demonstrant strafrechtelijk worden vervolgd?
Gezien en gehoord
Het recht tot betoging ofwel het demonstratierecht is verankerd in onder andere artikel 9 van de Grondwet. Oorspronkelijk is dit recht in het leven geroepen om mensen die geen toegang hadden tot communicatiemedia toch de mogelijkheid te bieden kritiek te uiten. Om dit te bewerkstelligen is het sight and sound beginsel van belang. Dit houdt in dat demonstranten kunnen eisen dat ze gezien en gehoord worden door hun doelgroep. Op basis van dit beginsel meent XR dat ze het grondwettelijk recht hebben te demonstreren op de A12. Volgens de beweging is de snelweg een relevante plek om te protesteren, omdat deze tussen de tijdelijke Tweede Kamer en het ministerie van Economische Zaken en Klimaat ligt, ofwel dé plek waar besluiten omtrent fossiele subsidies worden genomen.
Verhinderen of faciliteren
Hoewel de overheid in beginsel gehouden is protesten te faciliteren, is het demonstratierecht geen absoluut grondrecht. Dit betekent dat een inbreuk soms geoorloofd kan zijn. Een beperking van dit recht op grond van een andere wet in formele zin is toegestaan. De Wet openbare manifestaties (Wom) is een voorbeeld hiervan. Hierin wordt aan de burgemeester de bevoegdheid toegekend een demonstratie te beperken en in het uiterste geval te verbieden. Dit kan op basis van verwachte wanordelijkheden, problemen met het verkeer of zorgen over de volksgezondheid. Zo kan een besluit van de burgemeester dat XR niet langer mag demonstreren op de A12 rechtmatig zijn.
Gemeente Den Haag heeft inmiddels aangekondigd dat protesteren op de snelweg niet is toegestaan. Ondanks het verbod blijven de klimaatdemonstranten massaal de A12 blokkeren. Dit opzettelijk overtreden van de wet staat bekend als burgerlijke ongehoorzaamheid en wordt over het algemeen gezien als een uitingsvorm van het betogingsrecht. Het begrip is niet juridisch gedefinieerd, maar wordt door onder andere Amnesty International omschreven als ‘het openlijk en geweldloos overtreden van de wet, uit protest tegen die wet zelf, of om, in het publieke belang, een misstand onder de aandacht te brengen.’ Een bekend voorbeeld van burgerlijke ongehoorzaamheid is de verzetsdaad van Rosa Parks. Zij besloot op 1 december 1955 niet op te staan voor een witte medepassagier, ondanks de regeling dat alleen witte mensen voorin de bus mochten zitten. Parks kreeg een boete voor haar actie, maar bleek een katalysator voor de afschaffing van rassenscheiding in bussen.
Nood breekt wet?
Hoewel daden van burgerlijke ongehoorzaamheid kunnen vallen onder het demonstratierecht, neemt dat de strafbaarheid van overtredingen niet weg. Op grond van het sight and sound beginsel hebben de demonstranten in beginsel recht om te protesteren op de A12. Dit recht is echter beperkt door de burgemeester. Wanneer de actievoerders ondanks het verbod besluiten te demonstreren op de A12, kan dit worden gezien als een uitingsvorm van het betogingsrecht. Het is mogelijk dat hierdoor een straf lager kan uitvallen of helemaal niet wordt opgelegd. Dit betekent echter niet dat demonstranten helemaal niet vervolgd kunnen worden voor het overtreden van de wet. Het is uiteindelijk aan de rechter om te bepalen of sancties opgelegd dienen te worden. Tot die tijd moeten de demonstranten de risico’s van hun acties aanvaarden.