Op 22 november 2023 sloeg de uitslag van de Tweede Kamer verkiezingen in als een bom: de PVV won onverwacht, met een totaal van 37 zetels. Sinds het begin van de formatie die volgde, met in de hoofdrol de PVV, BBB, VVD en NSC, zijn kritische geluiden te horen over het mogelijke ‘onderhandelen over de rechtsstaat’. Deze spanningen werden al tijdens de campagnes aangekaart door de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA). De NOvA tikte de partijen op de vingers vanwege anti-rechtsstatelijke ideeën in de verkiezingsprogramma’s. Wat zijn precies de rechtsstatelijke problemen in kwestie? Welke partijen zijn hier schuldig aan en kunnen er daadwerkelijk anti-rechtsstatelijke wetten gemaakt worden?
Rechtsstatelijke overtredingen
In het rapport van de NOvA bleek dat er in tien verkiezingsprogramma’s voorstellen stonden die de toets aan de minimumnormen van de rechtsstaat niet doorstaan. De ‘rechtsstaat’ is geen gefixeerd principe, waardoor overtredingen niet altijd objectief te bepalen zijn. Algemeen aanvaarde kernwaarden van een rechtsstaat zijn legaliteit, rechtszekerheid en een onafhankelijke rechterlijke macht die de overheid kan controleren. Er zijn doorgaans een aantal ideeën die steevast als schendingen van deze waarden worden beschouwd en de NOvA hanteert als maatstaf in diens rapport. Van dergelijke schendingen wordt gesproken wanneer voorstellen in strijd zijn met de grondwet, fundamentele rechten en/of internationale verdragen. Deze principes worden gezien als de pilaren van de rechtsstaat waarbij voorstellen die in strijd zijn met de principes logischerwijs een inbreuk op de rechtsstaat met zich meebrengen. Schendingen van de rechtsstaat strekken hiermee dus verder dan alleen het indruisen tegen de grondwet, wat Pieter Omtzigt de keiharde ondergrens heeft genoemd.
Onder de loep
De formerende bal ligt bij de PVV, BBB, NSC en VVD. De programma’s van deze partijen bevatten voorstellen die niet in overeenstemming (b)lijken met de rechtsstaat. Bij de PVV ziet de NOvA meerdere problemen, waarvan de meest evidente een verbod op islamitische instellingen is. Dit druist in tegen het grondwettelijke recht op godsdienstvrijheid. Bij de BBB staat het jaarlijkse quota op vluchtelingen haaks op geldende internationale verplichtingen en fundamentele mensenrechten. Ook de NSC van Pieter Omtzigt, die vaak hamert op het belang van de rechtsstaat, is voornemens een soortgelijk maximum te hanteren. Verder is diens omkering van de bewijslast bij gezinshereniging strijdig met het EVRM. Tenslotte bevat het programma van de VVD verschillende aantastingen van de vrijheid van godsdienst, voornamelijk gericht tegen moslims. Er moet worden opgemerkt dat er meer anti-rechtsstatelijke ideeën in de verkiezingsprogramma’s te vinden zijn.
Rechtsstatelijke noodrem
Volgens het rapport van de NOvA zijn spanningen op verschillende fundamenten van de rechtsstaat van toepassing. Waar voor bepaalde gevallen een rechtsstatelijke noodrem bestaat, is dit niet altijd het geval. In Nederland mag de rechterlijke macht op grond van artikel 120 van de Grondwet niet beoordelen of wetten of verdragen in strijd zijn met de Grondwet. Alhoewel dit in de toekomst wellicht verandert nu de steun voor een controlerend orgaan toeneemt, is hier momenteel geen mogelijkheid voor. Wat betreft het overtreden van internationale verdragen is deze beoordeling (indirect) anders. Er geldt in dit geval een materiële verdragstoetsing door de rechter. Dit betekent dat wetten die in strijd zijn met internationale regelgeving niet rechtsgeldig zijn. Het gevolg is dan niet het vernietigen van de wet, maar het niet toepassen door de rechter in kwestie. Fundamentele rechten, die veelal zijn opgenomen in verdragen als het EVRM, hebben hieruit volgend een kleinere kans om buitenspel gezet te worden.
De gehele potentiële coalitie heeft ideeën in petto die in strijd zijn met de rechtsstaat. Nederlanders hoeven echter niet snel bang te zijn dat hun fundamentele rechten of internationale overeenkomsten worden overtreden. Hiervoor bestaat namelijk een rechtsstatelijke noodrem. Voor inbreuken op de grondwet is dit echter (nog) niet het geval. Aangezien een aantal partijen het niet nauw lijken te nemen met dit fundament, is het van belang kritisch te kijken naar het formele toetsingsverbod. Dan kunnen de voorgestelde overtredingen slechts ideeën blijven.