Michael Berndsen is strafrechtadvocaat en gespecialiseerd in cassatiezaken bij de Hoge Raad. Hij heeft in bekende strafzaken opgetreden zoals de Puttense moordzaak en de Wassenaarse ‘hockeygluurder’. Wij spreken hem in de prachtige binnentuin van het kantoor Meijers Canatan Advocaten, waar hij sinds 2015 werkt.
Terwijl Berndsen zijn zonnebril opzet, geeft hij ons een kijkje in de cassatiepraktijk. Een cassatieprocedure begint met een uitgangspunt dat niet bevalt: het arrest van het Hof. Hij legt uit dat het vaak gebeurt dat iemand zegt onschuldig te zijn, maar dat je daar in cassatie niets mee kan. De Hoge Raad kijkt namelijk alleen naar een schending van het recht of een vormverzuim. Het is bijvoorbeeld een schending van het recht als een bestanddeel verkeerd wordt uitgelegd. Een vormverzuim kan zijn dat het Hof niet goed gemotiveerd heeft. Om deze reden is het voor een cassatieadvocaat essentieel om de jurisprudentie goed te kennen en te weten wat regelmatig gemaakte fouten zijn. “Aan je overtuigingskracht heb je niets want het is een geschreven procedure. Je kan het niet doen met de wapens die je normaal hebt, zoals twijfel zaaien. Je moet duidelijk de vinger op de zere plek leggen en dat is echt een vak apart.” Enerzijds zit een cassatieadvocaat scherper in de techniek, anderzijds kan een feitenrechter in een normale procedure het verweer te abstract vinden.
Maar dit abstracte is juist wat Berndsen zo mooi vindt aan deze tak van sport: “Ik vind het leuk dat het zo nauwkeurig op de millimeter is. Je hoeft even niet het hele verhaal mee te nemen, maar kan echt zonder aanzien van persoon of zaak kijken of een juridisch begrip goed is toegepast.” Daarnaast is de invloed die hij kan uitoefenen op de uitleg van allerlei rechtsregels onderdeel van de charme, al staat voor hem het belang van de cliënt altijd voorop.
Berndsen is het overigens vaak oneens met de Hoge Raad. Hij wijst met name op vormverzuimen. Hier kan hij zich niet goed bij neerleggen: “juist de opsporing moet integer zijn en dat kun je als Hoge Raad sturen door grenzen te trekken. Als ze dat niet doen, heb ik daar moeite mee.” Meestal blijft hij proberen, want de Hoge Raad moet voortdurend kritiek ontvangen zodat deze terugkomt op bepaalde beslissingen. Hij uit hierna nog de nodige ontevredenheid op de schoorvoetende houding van de Nederlandse wetgever ten aanzien van de rechten voor verdachten. Hij gebruikt het voorbeeld van de Europese verhoorbijstand. Nederland heeft hierbij lang gezeurd om bepaalde rechten niet in de tekst, maar in de preambule te krijgen. Daarop kan namelijk geen beroep worden gedaan. “Nederland wil daarin niet ruimhartig zijn. Dat vind ik jammer als advocaat. Ik wil juist zoveel mogelijk rechten voor mijn cliënt, omdat dat ook een eerlijk proces geeft.” Hij ziet hierom het Europees Hof als de hoeder van de rechten van de verdachte, in tegenstelling tot de Hoge Raad. “Het Europees Hof doet heel goede dingen voor ons. Zij zijn zo ver weg van onze politiek en wat daar allemaal speelt aan ophef. Het Europees Hof heb ik daardoor best hoog in aanzien, hoe moeilijk het ook is daar te winnen.”
Hoewel uit de woorden van Berndsen wel degelijk irritatie blijkt, blijft hij heel afgemeten en rustig. Wij willen weten of hij weleens kwaad wordt en uit zijn slof schiet. Hierop reageert hij wederom berekenend: “als strafadvocaat maak je vaak mee dat dingen anders lopen dan je wilt.” Maar hij geeft ons een aantal voorbeelden waar hij pissig van wordt: wanneer politie liegt en de rechtbank daar geen consequenties aan wil verbinden of wanneer gevangenisstraffen uit gewoonte worden opgelegd aan verdachten die juist zo hun best doen. Enigszins bitter voegt hij toe: “Het strafrecht heeft dan soms zo weinig te bieden. Het is zo zonde dat het systeem soms dingen kapotmaakt in plaats van repareert.”
Berndsen heeft in een aantal zaken opgetreden die veel media-aandacht ontvingen. Hij vindt het leuk omdat het uitdagend is en hij extra moet oppassen met wat hij zegt. Voor de cliënt vindt hij het echter vreselijk. Die moet vaak een heel persoonlijk verhaal vertellen in de rechtszaal en dat wordt dan de wereld in geslingerd. “Dat legt extra druk op die zaak en ik merk dat cliënten dan een stuk nerveuzer worden, waardoor het verhaal ook minder goed uit de verf komt.” Daarnaast denkt hij dat dit invloed heeft op rechters. Het is altijd de vraag of het echt zo is, maar hij heeft wel de indruk dat het een rol speelt. Je ziet volgens hem ook rechters die wel de rug recht houden. Aan de ene kant vindt hij het wel terecht dat rechters strenger straffen door invloed van de samenleving omdat rechters draagvlak moeten hebben: “uiteindelijk zitten ze daar wel met ons mandaat om recht te spreken.” Aan de andere kant vindt hij het onterecht omdat rechters het dossier en de verdachte kennen, zich hebben ingelezen en hierdoor tot een afgewogen oordeel komen. Heel veel van die signalen uit de samenleving zijn met veel minder informatie tot stand gekomen. “Ergernis van veel advocaten is dat wij dan aan de beurt komen na requisitoir met strafeis, je vervolgens achter je gerommel hoort en de hele zaal leegloopt. Al die journalisten gaan een stukje schrijven en wij staan voor een lege zaal te pleiten, terwijl dan het tegenwicht komt.” De samenleving zegt volgens hem veel intuïtief en op basis van te weinig informatie. Terwijl uit onderzoek is gebleken dat mensen met volledige kennis van een dossier ook lager zouden straffen. Dus vindt Berndsen het belangrijk dat rechters goed motiveren en media goed uitleggen.
Als laatste willen wij weten wat zijn baan zo fantastisch maakt. Hij zegt hierover: “Ik vind het heel boeiend dat je door regels te stellen en die te handhaven een hele samenleving met allemaal mensen met hun eigen belang kunt sturen.” Daarnaast vindt hij het strafrecht heel spannend en geniet hij van de uitdaging om gelijk te halen middels woorden en taal tegen het machtige apparaat, de staat. “Ik vind vooral het opkomen voor een verdachte, juist als hij iedereen tegen zich heeft, heel geweldig.”
Wij verlaten de zonovergoten binnentuin omver geblazen door zijn enthousiasme voor de taalstrijd en empathie voor de verdachte, maar ook enigszins verbaasd. Wij hebben hem namelijk geen enkel moment betrapt op een niet overwogen antwoord of een onzorgvuldige woordkeuze. Blijkbaar is ook dát de cassatieadvocaat.