Het beroepsgeheim is een eeuwenoud recht. In artikel 272 Wetboek van Strafrecht staat het beroepsgeheim omschreven, ook kan het uit de noodzakelijkheid van een beroep worden gehaald. Door de jaren heen is het beroepsgeheim meer absoluut geworden, toch kent het nog enkele bijzondere uitzonderingen. In dit artikel wordt er gekeken naar de uitzonderingen voor advocaten en hoe hier door de Hoge Raad en het Openbaar Ministerie naar kijken.
Contract voor het geheim
Sinds de negentiende eeuw bestaat het beroepsgeheim van de advocaat al. Het beroepsgeheim begon te gelden wanneer een advocaat en een cliënt een contract met elkaar ondertekenden. Hierop volgde een tegenreactie vanuit verschillende beroepsgroepen. Het beroepsgeheim diende absoluut te worden, omdat voor sommige beroepen het noodzakelijk is dat eenieder zich in vertrouwen tot een advocaat of arts moet kunnen wenden. Het beroepsgeheim vindt niet alleen zijn grondslag in de noodzakelijkheid van het beroep, het is ook opgenomen in de wet.
Beroepsgeheim uit de wet
Artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht verbiedt alle personen die door hun staat, beroep of functie noodzakelijk kennis hebben van hen toevertrouwde geheimen, deze geheimen bekend te maken. Wie vertrouwelijke gegevens bekend maakt aan derden, schendt zijn beroepsgeheim wanneer hij geen beroep kan doen op een uitzondering die informatiedeling mogelijk maakt. Voor advocaten, die een beroepsgeheim hebben, geldt een uitzondering op de algemene plicht in het Nederlandse procesrecht om te getuigen in de zaak van zijn cliënt. Dit wordt ook wel het verschoningsrecht genoemd. Het verschoningsrecht is echter niet absoluut. Volgens vaste rechtspraak kunnen zich situaties voordoen waarin het belang dat de waarheid aan het licht komt, moet prevaleren boven het belang dat het beroepsgeheim bewaard blijft.
Voor advocaten gelden enkele uitzonderingen waarbij zij ondanks het beroepsgeheim toch informatie met iemand mogen delen. Bijvoorbeeld het gebruik van hulppersoneel van advocaten bij strafzaken is inmiddels ondenkbaar en nodig voor een optimale uitoefening van het ambt. Zij werken mee aan een zaak en zijn dan automatisch ook gehouden tot het beroepsgeheim. Tussenpersonen van cliënten kunnen ook betrokken worden bij een zaak, denk hier bijvoorbeeld aan een boekhouder. Dit mag echter alleen als de tussenpersoon noodzakelijk is voor de cliënt om zijn advocaat te kunnen consulteren. Bij het uitvoeren van onderhandelingen mag een advocaat zijn beroepsgeheim prijsgeven indien dit de belangen optimaal behartigt van zijn cliënt. Als laatste mag er vrijuit met de cliënt over de zaak worden gesproken.
Wanneer mag een geheim doorverteld worden?
Artikel 10a Advocatenwet bevat ook een bepaling over de geheimhoudingsplicht. Hierin staat dat de advocaat bij de uitoefening van zijn beroep een vertrouwenspersoon is en de geheimhoudingsplicht in acht neemt binnen de door de wet gestelde grenzen. De geheimhoudingsplicht is echter niet absoluut, er zijn namelijk uitzonderingen mogelijk. Een advocaat mag vertrouwelijke informatie naar buiten brengen als is voldaan aan drie voorwaarden. Een juiste uitvoering van de aan de advocaat opgedragen taak dient het te rechtvaardigen, de cliënt heeft hiertegen geen bezwaar en het moet in overeenstemming zijn met de goede beroepsuitoefening. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een gebeurtenis waarbij een cliënt een procedure instelt tegen zijn advocaat, de advocaat moet zich dan wel kunnen verweren.
Inperking door beperking
De Council of Bars and Law Societies of Europe (CCBE) is de stem voor ruim 1 miljoen advocaten in Europa. Zij luidde afgelopen september de noodklok over de pogingen van Europese regeringen om het beroepsgeheim van advocaten in te perken. Ook in Nederland wordt er aan de poten van het beroepsgeheim gezaagd. Het Openbaar Ministerie pleit voor de inperking, omdat het hen beperkt in de opsporing. De Nederlandse Orde van Advocaten blijft echter volhouden dat een geheim, geheim is. De Hoge Raad blijft de uitzonderingen op de geheimhoudingsplicht bewaken, de rechter bepaalt namelijk de reikwijdte van de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht.