Adriaan Bedner is hoogleraar Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit Leiden en directeur van het Van Vollenhoven Instituut. Hij geldt als autoriteit op het gebied van Indonesisch recht en toegang tot recht. Met een scherp oog voor zowel de juridische systemen als hun maatschappelijke effecten, onderzoekt hij hoe recht in de praktijk werkt – en soms juist niet werkt. Zijn inzichten over de valkuilen en bouwstenen van een sterke rechtsstaat bieden waardevolle lessen. Deze lessen zijn niet alleen relevant voor Indonesië, maar ook voor landen zoals Nederland. In gesprek met Bedner duiken we dieper in zijn loopbaan en de mechanismen die de rechtsstaat versterken. Daarnaast bespreken we de gevaren die dreigen wanneer de rechtsstaat onder druk komt te staan.
Een tweezijdig mes
Voordat het rechtsinstrument Bedners aandacht genoot, was er een heel ander instrument waar zijn focus op lag: de viool. Aan het Conservatorium in Amsterdam leerde hij deze op hoog niveau te bespelen. Nadat hij zich ook had gewaagd aan een studie Rechtsgeleerdheid, nam zijn leven pas echt andere wending door de ontmoeting met zijn vrouw. Via haar Indonesische familie hoorde hij de opmerking: ‘Recht? Er is geen recht hier’. Deze uitspraak fascineerde Bedner. Indonesië had weliswaar een rechtssysteem, maar het werd niet als rechtvaardig ervaren.
‘Het recht heeft het echter gelijktijdig in zich om verzet tegen deze macht te bieden’
Deze vondst vormde de openingsnoot van zijn eerste grote onderzoek voor het Van Vollenhoven Insituut naar het Indonesische rechtssysteem. In de zoektocht naar een verklaring was een van de eerste openbaringen voor Bedner de ontdekking dat het juridisch systeem cruciaal is in het garanderen van bezit. Zo is het recht niet alleen de sleutel tot rechtvaardigheid, maar ook voor de elite een manier om macht uit te oefenen. ‘Het recht heeft het echter gelijktijdig in zich om verzet tegen deze macht te bieden’, aldus Bedner. Het juridische mes snijdt dus aan twee kanten.
Hoe recht (niet) werkt
Het rechtssysteem van Indonesië was ten tijde van Bedners eerste onderzoek ernstig disfunctioneel. ‘Het was een autoritair systeem met een rechterlijke macht waarvan de onafhankelijkheid evident ondergraven was.’ In Bedner’s visie bestaat een rechtssysteem uit een complexe dialoog tussen instituties. Deze wordt gevormd door de rechterlijke macht, wetenschappers, advocaten en openbaar aanklagers, die voortdurend elkaars werk evalueren en becommentariëren. ‘In die interactie zit de kracht van het systeem’, benadrukt Bedner. In Indonesië was die dialoog echter vrijwel niet aanwezig, verstoord door ideologie en corruptie. Het niet erkennen van jurisprudentie als rechtsbron plantte de zaden voor grote rechtsonzekerheid. Daarnaast creëerden de lage vergoedingen voor rechters een perverse prikkel. Rechters hadden baat bij vage wetten, omdat de onduidelijkheid hen ruimte gaf voor persoonlijke interpretatie. Dit maakte het makkelijker om beslissingen te nemen die smetten vertoonden.Smeergeld gaf daarmee vaak de uiteindelijke doorslag in plaats van juridische ‘door-de-beugel-kunheid’.
Een spiegel via analogie
Bedner’s onderzoek onthult niet alleen de structurele gebreken van het Indonesische rechtssysteem, maar biedt ook een scherpe waarschuwing. Door te kijken naar wat in Indonesië de rechtsstaat ondergroef, vermijden we wellicht valkuilen. Ook in ons kikkerland lijkt de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht namelijk niet immuun voor erosie te zijn. Dit baart Bedner zorgen; ‘Bepaalde rechtsstatelijke principes prevaleren boven wetgeving’, en ook overheidshandelen is gebonden aan allerlei regels. Zoals E.P. Thompson treffend opmerkte: het is altijd beter dat de staat gebonden is door recht dan dat ze willekeurig haar macht uitoefent. Een overheid die haar eigen recht de rug toekeert, schept aldus reden tot zorg.
‘Rechters moeten gekwalificeerd worden op hun juridische kwaliteiten, niet op hun politieke voorkeuren’
Hoe houden we onze rechtsstaat vitaal? Bedner geeft aan dat ten eerste de benoeming van rechters een centraal punt is. ‘Rechters moeten gekwalificeerd worden op hun juridische kwaliteiten, niet op hun politieke voorkeuren.’ Verder is het volgens Bedner uitermate belangrijk dat die dialoog binnen het juridisch veld op hoge toeren blijft draaien. ‘Het is van belang dat de juridische sector als geheel zich organiseert om weerstand te bieden aan politieke druk’, geeft Bedner aan. Hij acht het van essentieel belang, dat het meer rechtsstatelijk georiënteerde deel van de juridische wereld en het meer op het bedrijfsleven gerichte deel, de handen ineengeslagen houden. ‘Een sterke rechtsstaat dient ons uiteindelijk allemaal.’
Melodie als leidraad
De sleutel tot een sterke rechtsstaat ziet Bedner in het in stand houden van juridische vereniging en tot kritisch nadenken aansporend juridisch onderwijs. In de master ‘Law and Society’ van het Van Vollenhoven Instituut is dit reflecteren precies waar de nadruk op ligt. Dit begint met het kritisch naar eigen aannames durven kijken. Zoals Bedner zelf zegt; ‘Ik probeer ook mijn eigen assumpties en aannames te onderwerpen aan een kritische blik’. Dit maakt dat Bedner geregeld van mening verandert over onderwerpen na het opdoen van meer kennis hierover.
‘Wanneer je iets anders doet in je leven wat voor jou heel belangrijk is, helpt dat met relativeren en inzien wat écht belangrijk voor je is’
Ondanks de richting die Bedner in zijn professionele leven is ingeslagen, is de liefde voor de viool zeker niet bekoeld. Op zondagmiddag een strijkkwartet van Debussy spelen, biedt volgens Bedner naast troost nog iets anders. In het dagelijks leven zijn wij als mensen namelijk logischerwijs veel bezig met wat er gewoonweg op ons afkomt. Een laatste advies van Bedner luidt dan ook: ‘Wanneer je iets anders doet in je leven wat voor jou heel belangrijk is, helpt dat met relativeren en inzien wat écht belangrijk voor je is’. Wijze woorden van een ware waarheidszoeker.