Acht jaar nadat ik voor het eerst via Otto Planten kennismaakte met het recht tijdens een snuffelstage, zoek ik hem op bij zijn kantoor in Bussum. Hij is als advocaat gespecialiseerd in het arbeidsrecht, maar heeft geen ‘klassiek’ traject bewandeld om te komen waar hij nu is. Inmiddels is hij advocaat en oprichter van Bellius advocaten. Het kantoor biedt juridisch advies aan grote en kleine ondernemingen, financiële- en zorginstellingen en overheden. Hij vertelt over zijn studententijd, hoe hij zich tijdens zijn loopbaan heeft ontwikkeld van bedrijfsjurist bij Gist-Brocades tot arbeidsrechtadvocaat en de oprichting van zijn eigen kantoor. Hij sluit af met zijn visie op het arbeidsrecht en hoe het zich op dit moment ontwikkelt.
Punten halen of dienstplicht
Planten, een geboren en getogen Rotterdammer, begint in 1983 met de studie rechten aan de Universiteit van Utrecht, waar hij de eerste twee jaren van zijn studie “vooral druk is met het actief lid zijn van de vereniging, maar niet met het studeren”. In het derde jaar van de studie kwam hij tot het besef dat er studiepunten gehaald moesten worden. Het risico opgeroepen te worden voor de officiersopleiding – de dienstplicht – was één van de redenen waardoor Planten dit besef kreeg. Hij vertelt dat het plezier voor het recht datzelfde jaar is ontstaan. “Ik begon de studie wis en waarachtig ook nog eens enorm leuk te vinden.” Met zijn gevonden interesse en liefde voor het sociale recht begint Planten als net afgestudeerde jurist bij farmaceut Gist-Brocades in Delft. Planten was, als enige van de zeven werknemers op de juridische afdeling, geïnteresseerd in het arbeidsrecht en werd snel hoofdverantwoordelijk voor de arbeidsrecht afdeling van Gist-Brocades. “Als broekie kreeg je enorm veel vrijheid, zolang je het bedrijf maar goed kon verdedigen.” Gist-Brocades had op dat moment één belangrijke en toenmalig unieke visie: Alle diensten die niet met producten te maken hadden, werden uitbesteed. Planten was de bedrijfsjurist die de contracten onderhandelde met lokale dienstverleners. Hij haalde hen ‘binnenshuis’ om voor het bedrijf aan de slag te gaan onder hun eigen CAO. Hij vertelt: “Deze periode was erg leerzaam en ik ontwikkelde mij snel op het gebied van het arbeidsrecht.”
Toga
Vijf jaar lang was Planten hoofdverantwoordelijk voor de sectie arbeidsrecht. In die rol was hij betrokken bij tal van reorganisaties en vraagstukken op het gebied van ontslagrecht en medezeggenschap. Planten begon daarna als zelfstandig bedrijfsjurist en adviseur. Hij werd door de contacten die hij had gemaakt bij Gist-Brocades veel benaderd voor arbeidsrechtelijke vraagstukken en naast de groei van zijn bedrijf groeide hierdoor ook het profiel van zijn zaken. Planten ging steeds meer zaken voor statutair directeuren van grotere ondernemingen doen. Door het gegroeide profiel van zijn zaken liep hij wel tegen een steeds terugkerend probleem aan. Hij vertelt: “Advocaten van de wederpartij wisten natuurlijk dat ik geen advocaat was, dus gooiden ze er dan maar een kort gedingetje tegenaan.” Hij kon zichzelf niet verdedigen in de rechtbank, ondanks dat hij inmiddels erg ervaren was in de geschillen en kwesties waarover de kort gedingen gingen. Na een paar keer tegen dit probleem te zijn aangelopen, was het voor Planten duidelijk. “Ik moest gewoon die toga hebben.”
“Dat noemen we nog steeds ‘de moederzaak’”
Gedurende deze periode leerde hij Erik Prillevitz kennen en belde hem vlak voor een kort geding met de vraag of hij deze zaak voor hem wilde doen. “Ik vertelde Prillevitz dat deze zaak niet te verliezen was”, lacht Planten. Niets bleek minder waar. De twee hebben dag en nacht doorgewerkt om deze zaak te kunnen winnen. “We hebben hem voor de poorten van de hel weggetrokken.” Planten omschrijft dit moment als ‘de moederzaak’. De zaak die aan het begin stond van hun samenwerking.
Elk blaadje drie keer omslaan
Planten begon aan de drie jaar durende beroepsopleiding en kreeg op sommige dagen, als hij vermoeid thuis kwam na een tentamen, de gekscherende vraag van zijn zoon: “En pap? Tentamen gehaald?” Hij vertelt dat hij dit soort pesterijtjes wel kon waarderen en dat de beroepsopleiding hem verder goed af ging door de kennis en ervaring die hij al had opgedaan. “De competenties die ik door het werken met het recht mijzelf had aangeleerd en eigen had gemaakt, kwamen hier van pas.” Volgens Planten is het als advocaat het belangrijkst nieuwsgierig te blijven en na te gaan waarom bepaalde beslissingen zijn genomen. Hij vertelt dat je moet kijken waarom bepaalde zaken, wel of juist niet, zijn neergezet op papier en wat de gedachtegang is geweest tijdens het opmaken van overeenkomsten.
“We zijn toch dienstverleners. Je zit er niet voor je eigen ego.”
Als laatste vertelt hij dat ook belangrijk is dat je de wensen van je cliënt zo goed mogelijk vervult. Het is volgens Planten een vak waar je eigenbelang niet op de eerste plaats komt.“We zijn toch dienstverleners. Je zit er niet voor je eigen ego.” Al neemt dit niet weg dat je de cliënt kan overtuigen zijn of haar standpunt aan te passen voor eigen bestwil.