Sinds 2000 mag André Verburg zich rechter noemen en hij hoopt dit nog vele jaren te doen. Hoewel dit niet zijn eerste gedachte was toen hij zich inschreef voor de studie Economie, is Verburg blij dat het zo is gelopen en kijkt hij er met een lach op terug. Nu beslist hij in belangrijke zaken bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en doet hij uitspraak in zowel omgevingsrecht als vreemdelingenrecht. Daarnaast komt hij op voor het bevorderen van genderneutraliteit en het begrijpelijk maken van juridische taalgebruik. Wij gingen op de koffie bij de Raad van State om meer te weten te komen over staatsraad Verburg.
Heel apart gevoel vanbinnen
In 1985 begon André Verburg met de studie Economie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Na drie jaar kwam Verburg erachter dat hij iets miste en begon met de studie Rechten. Hij was benieuwd hoe de wereld in elkaar zat en wilde iets vinden wat meer over hemzelf ging. “Economie is een gereedschapskist met instrumenten. Bij rechten leer je je eigen maatschappijbeeld en iets wat dichter bij jou ligt.” Na zeven jaar studie heeft hij ook gesolliciteerd op economische functies, maar het recht bleef toch aan hem knagen. “Ik wilde wel, maar de kans op een baan in het recht was in die tijd even groot als wanneer je net van de lagere school kwam.” Gelukkig kon Verburg nog datzelfde jaar aan de slag als stafjurist bij de Raad van State om zo de fijne kneepjes van het bestuursprocesrecht te leren.
“Je bent weken bezig met het in elkaar zetten van een fiets, maar je mag er niet op rijden”
Sinds zijn aanstelling als stafjurist had Verburg de ambitie om rechter te worden. Hij gaf geen gehoor aan de logische keuze eerst te beginnen met een advocatenopleiding om je vervolgens om te scholen tot rechter. “Van het abstracte, dat je aangereikt krijgt, iets concreets maken, is het mooiste wat er is.” Dat hij in het bestuursprocesrecht terecht kwam, was puur toeval. Op de universiteit beschouwde Verburg, net als veel studenten, het vak als saai en passief. Kortom: hij vond er geen klap aan. “Je bent weken bezig met het in elkaar zetten van een fiets, maar je mag er niet op rijden”, aldus Verburg. Nu kan Verburg er geen genoeg van krijgen. Er zit meer spanning in het rechtsgebied dan men denkt.
Zo houdt Verburg zich veel bezig met het vreemdelingenrecht. Hierbij bekommert hij zich om de verblijfspositie van personen in een staat waarvan zij geen onderdaan zijn. Veel casussen zijn LHBTI-gerelateerd en worden aan de hand van een vaste werkwijze van de staatssecretaris van J&V beoordeeld. Degene om wie het gaat komt vaak uit een cultuur waar dit onderwerp onbespreekbaar is, waardoor de persoon zich moeilijk durft te uiten. Dit maakt het voor de rechter lastig om de antwoorden die op papier staan goed te interpreteren. “We hebben geen thermometer om te kijken of je de juiste temperatuur hebt bepaald.” Het is dus belangrijk om deze zaken te objectiveren, maar veel gaat volgens Verburg toch op basis van je eigen ervaring met soortgelijke zaken en je intuïtie. Gelukkig worden deze beslissingen vaak genomen door een meervoudige kamer, zodat de uitkomst zo rechtvaardig mogelijk is.
Ouwe boef
Rechtvaardigheid en inclusiviteit zijn twee principes die als een rode draad door de carrière van Verburg lopen. Zo schreef hij zijn proefschrift over bejegening, beslechting en bewijs in de bestuursrechtspraak. “Je moet proberen de burger te laten ervaren dat diegene geen nummer is en dat de burger het gevoel heeft als gelijke behandeld te worden”, vertelt Verburg.
“Je kan beter iets goed jatten dan slecht verzinnen.”
Daarnaast houdt Verburg zich druk bezig met het begrijpelijk maken van het juridische taalgebruik. Voor veel Nederlanders zijn uitspraken van rechters onbegrijpelijk en is het alsof je in de 16e eeuw bent. Zo vertelt hij dat veel rechters overwegingen klakkeloos kopiëren van collega-rechters om fouten te voorkomen. “Je kan beter iets goed jatten dan slecht verzinnen.” Omdat dit taalgebruik zo diep in de rechtspraak geworteld zit kan hier moeilijk op korte termijn een verandering teweeg worden gebracht. Verburg is van mening dat het moderne taalgebruik al aangeleerd moet worden in universiteiten en hogescholen, zodat een eerste stap gezet kan worden naar begrijpelijke uitspraken. “Studenten zijn de toekomst van de rechtspraak.”
Mannelijke Meesters
Ondanks dat hij de gouden kooi, waarin Verburg naar eigen zeggen leeft, niet wil verlaten, is hij niet van plan zijn dagen daar stilletjes te slijten. Sinds dit jaar voert Verburg met zeven andere juristen actie onder #mannelijketaalisnietneutraal. Hiermee proberen zij de mannelijke dominantie in het juridische jargon terug te dringen. “De drang daarnaar is alleen maar sterker geworden door het LHBTI-item dat er nu heerst.” Gelukkig zijn er volgens Verburg wel al veel woorden waarvan het mannelijke karakter is afgesleten. “Niemand vraagt zich af waarom een vrouwelijke meester in de rechten geen juffrouw wordt genoemd.” Dat zou ook bespottelijk zijn. Afgelopen december heeft Verburg zijn eerste opinie geplaatst in Ars Aequi over het terugdringen van de mannelijke dominantie en het neutraliseren van het juridische jargon. Tegelijkertijd verscheen een podcast van Evita Lammes, in gesprek met André over dit onderwerp, de Inclusiecast #7.