Europarlementariërs, mensenrechtenorganisaties en rechtsfilosofen maken zich zorgen over de koers van de Europese Commissie op het gebied van biometrische gegevensopslag. De Commissie lijkt namelijk voornemens om het automatisch delen van meer soorten biometrische gegevens tussen lidstaten mogelijk te maken, via een herziening van de ‘Prüm-besluiten’. In het bijzonder wordt gevreesd voor het gebruik van automatische gezichtsherkenning door middel van artificial intelligence (AI), omdat dit grote risico’s op het gebied van privacy met zich meebrengt. Stevenen wij af op een Europa waar je in de openbare ruimte nooit meer anoniem bent voor autoriteiten? En hoe erg zou dat eigenlijk zijn?
Herziening van de Prüm-besluiten
In 2020 is de Europese Commissie begonnen met een onderzoek naar de vraag of de zogenaamde Prüm-besluiten aan herziening toe zijn. De Prüm-besluiten vormen sinds 2008 de basis voor de geautomatiseerde uitwisseling van DNA-, vingerafdruk- en voertuigregistratiegegevens tussen rechtshandhavingsautoriteiten in de Europese Unie. Hierdoor kan bijvoorbeeld de politie in Nederland met enkel een vingerafdruk op het spoor van een buitenlandse verdachte komen, wanneer zijn of haar vingerafdrukken in een andere lidstaat geregistreerd staan. In het onderzoek werd lidstaten gevraagd welke functies zij graag aan het instrument toegevoegd zouden zien. Hieruit kwam onder andere automatische gezichtsherkenning naar voren. Dat zou verder kunnen gaan dan een database met ‘mugshots’ van reeds veroordeelde criminelen. Uit interne documenten, verkregen door het blad Politico, blijkt dat in elk geval Oostenrijk en Finland toegang tot gezichtsherkenning van alle Europeanen willen. Finland stelde hierbij voor om foto’s te verzamelen uit paspoorten en rijbewijzen.
Op basis van het onderzoek zal de Commissie zeer waarschijnlijk een voorstel tot herziening opstellen, waarover enkel de Europese Raad zal kunnen stemmen. Het Parlement heeft bij dit type regelgeving alleen een adviesrecht. Critici vragen zich ernstig af of het onze grondrechten ten goede komt dat de volksvertegenwoordigers uit het Parlement in dit geval geen stemrecht hebben. De staatshoofden en regeringsleiders van de EU, uit wie de Europese Raad hoofdzakelijk bestaat, hebben immers een eventueel eigen belang bij rechtshandhaving.
De weg naar Europese massasurveillance
Uiteraard is het uiteindelijke doel van de Prüm-besluiten om de EU veiliger te maken. Mocht in dit kader gezichtsherkenning mogelijk worden, dan zal het zeker met waarborgen omkleed worden om misbruik te voorkomen. Desalniettemin kleven er risico’s aan het aanleggen van een database met gezichtsherkenning. Het systeem kan bijvoorbeeld fouten maken, er kan misbruik door individuen en staten plaatsvinden en mensen kunnen zich in hun privacy aangetast of zelfs continu bekeken voelen. Deze risico’s worden nog groter wanneer realtime gezichtsherkenning mogelijk zou worden gemaakt. Dit zou betekenen dat gezichten niet alleen automatisch in een database vindbaar zijn, maar via beveiligingscamera’s ook live herkend en gevolgd kunnen worden. Een dergelijke toekomst is niet ondenkbaar: in april publiceerde de Europese Commissie het eerste wetsvoorstel ter wereld om AI te reguleren en hierin is het gebruik van realtime gezichtsherkenning niet uitgesloten.
Het wetsvoorstel benoemt onder andere een aantal specifieke AI-systemen die volgens de Commissie verboden moeten worden, omdat ze een onacceptabel risico op schending van grondrechten met zich meebrengen. Één van de verboden ziet op het gebruik van realtime gezichtsherkenning in de openbare ruimte. Maar, zo stelt de Commissie, op dit verbod kunnen uitzonderingen worden gemaakt, bijvoorbeeld ter opsporing van vermiste kinderen of verdachte criminelen. Lidstaten zouden dus al de nodige surveillance-structuur mogen opzetten, indien de voorgestelde AI-verordening in haar huidige vorm wordt aangenomen. Als er bovendien wordt besloten tot het verzamelen van gezichten via de gevreesde herziening van de Prüm-besluiten, dan is massasurveillance binnen de EU feitelijk mogelijk gemaakt.
Een kritisch Europees Parlement
Het Europees Parlement staat kritisch tegenover het gebruik van biometrische gegevens in het kader van rechtshandhaving. Op 5 oktober stemden 377 europarlementariërs voor en 248 tegen een nieuw rapport, waarin het beleidsstandpunt van het Parlement uiteen is gezet. Het rapport roept op om ‘biometric mass surveillance’ te verbieden en om het gebruik van automatische gezichtsherkenning door de politie ten minste uit te stellen tot er zekerheid is over de risico’s en proportionaliteit ervan. Deze boodschap geeft weliswaar een sterk signaal aan de Europese Commissie en de Europese Raad, maar betekent niet dat de geduchte herziening van de Prüm-besluiten van tafel is. Het is dus afwachten of jouw gezicht binnenkort in een Europese database belandt. Wat betreft de uitkomst van de AI-richtlijn beslist het Parlement wel mee. Wellicht komt het tijdens de verdere wetgevingsprocedure in actie tegen de voorgestelde uitzonderingen op het verbod op realtime gezichtsherkenning. Het rapport is immers duidelijk: massasurveillance in de EU moet voorkomen worden.
Vooral als het over tijdelijk gaat kan men als burger maar het beste erg wantrouwig zijn.
En dan Quote: Maar, zo stelt de Commissie, op dit verbod kunnen uitzonderingen worden gemaakt, bijvoorbeeld ter opsporing van vermiste kinderen of verdachte criminelen.
Naar mijn beleving zoals Ik al meer gezien heb zullen deze verboden snel opgerekt worden.
De vraag hierbij zou kunnen zijn: Hen Ik enig vertrouwen in overheden en laat Ik het dan zo stellen dat vooral overheden er alles aan gedaan hebben om het vertrouwen van de Burgers naar het nulpunt te drijven.