In één klap miljonair worden met een slim idee tijdens je studie, wie wil dat nou niet? Als rechtenstudent wordt dit moeilijk, maar voor een aantal technische studenten ligt dit wel in de rede. Maar met het bedenken en uitvoeren van het idee ben je er nog niet. Uit een onderzoek van de NOS blijkt dat studenten vaak in een vervelende positie worden gebracht door hun universiteit met betrekking tot de eigendomsrechten van hun uitvinding. Aan de hand van dit onderzoek zijn aan minister Van Engelshoven Kamervragen gesteld en zouden de rechten van studenten op hun uitvindingen moeten worden verbeterd. Is er dan toch nog hoop dat de student in één klap rijk kan worden?
De uitvinder is de eigenaar, of toch niet
Op dit moment is het uitgangspunt van de Rijksoctrooiwet dat de persoon die een uitvinding heeft gedaan, ook degene is aan wie de aanspraak op de daaruit voortvloeiende octrooirechten toekomt: ownership follows inventorship. In artikel 12 van de Rijksoctrooiwet worden hierop enkele uitzonderingen genoemd, waaronder de situatie dat iemand de uitvinding doet in dienstverband, in dienst is van een universiteit, of de werkzaamheden in het kader van een opleiding doet. In deze situaties komt de aanspraak op het octrooi toe aan de werkgever. Hier wordt dus niets geregeld over de positie van de student.
Richtsnoer omgang met intellectuele eigendomsrechten
Universiteiten hebben een eigen richtlijn opgesteld: Richtsnoer omgang met intellectuele eigendomsrechten (IER). Studenten van de Technische universiteit Eindhoven moeten voor het inschrijven al afstand doen van al hun intellectueel eigendomsrechten, bevestigt TU/e woordvoerder Ivo Jongsma. En bij de Technische Universiteit Delft is dit niet veel beter geregeld. Universiteiten menen dat dit niet vaak voor problemen zorgt.
De slinkse onderhandelaar
Er is maar een enkel geval voor de rechter gekomen. Toch blijkt uit het onderzoek van de NOS dat dit probleem bij veel meer studenten speelt. Het grote probleem is echter dat veel studenten niet op durven te komen tegen hun universiteit. Ze denken dat het zinloos is of weten niet hoe dat moet. De student staat immers als onervaren starter tegenover de universiteit, een grote instantie. Daarnaast zorgt de afhankelijke situatie waarin de student zich bevindt ervoor dat zij het erbij laten zitten.
De universiteiten bieden de student aan om patenten op hun uitvinding te betalen, en daar willen ze dan aandelen in de start up van de student voor terug. Studenten hebben vaak geen andere optie aangezien zij het geld voor het patent goed kunnen gebruiken en de gevolgen hiervan vaak niet goed duidelijk zijn. Dit is niet alleen vervelend voor de student, maar hoort ook niet de rol te zijn van een publieke instelling.
Duidelijkheid
DutchSE, de belangenorganisatie van ondernemende studenten, is van mening dat de huidige wetgeving nog te onduidelijk is als het gaat om intellectueel eigendom tussen universiteit en student. Minister Van Engelshoven geeft als antwoord op de gestelde Kamervragen dat zij bezig is met de VSNU. Dat is de organisatie die namens de universiteiten de richtsnoer heeft gecreëerd om duidelijkheid te scheppen voor studenten en hun intellectueel eigendom. Van Engelshoven geeft aan dat de VSNU hiervoor een aanvulling op het eerstgenoemd richtsnoer voorbereidt. In overleg met de VSNU heeft zij afgesproken dat er een bijeenkomst met studenten wordt georganiseerd, waarin het voorstel voor deze aanvulling besproken zal worden. De VSNU verwacht in het voorjaar de bedoelde aanvulling op het bestaande richtsnoer gereed te hebben. Parallel heeft zij met de VSNU afgesproken dat wordt gewerkt aan een communicatietool om de bewustwording te vergroten. De VSNU verwacht dat deze tool voor de zomer gereed is. Of de student dan weer kan dromen van het exploiteren van zijn miljoenen idee zullen we zien.